Als gemeente hebben we geprobeerd om aan te geven wie zijn, wat we doen en wat onze verlangens zijn. Dit heeft geresulteerd in een gemeentelijke profielschets.
‘Tot vreugde geschapen!’
Over de wijn en haar wijnzakken
Inhoudelijke profielschets
Een document van belijden en leven van de ‘Hervormde Gemeente Oldemarkt-Paasloo’
Versie 1 mei 2017 |
Dit document is een weergave van een profielschets van een plaatselijke gemeente die onderdeel uitmaakt van de PKN. Van plaatselijke gemeenten wordt gevraagd een beleidsplan op te stellen en daaraan gerelateerde ‘plaatselijk reglement’. Om een beleidsplan op te stellen is het ook nodig te weten wie je bent, waar de inhoudelijke overtuigingen en accenten liggen en hoe deze vorm krijgen in beleid en leven van de gemeente. Op basis van zo’n profiel en daaruit voortvloeiend beleid worden ook predikanten en kerkelijke werkers beroepen en aangesteld die bij dat profiel passen en/of willen helpen dat profiel vorm te geven.
Uiteraard zijn wij ‘gewoon’ Gemeente van Christus en maken we deel uit van het wereldwijde Lichaam van Christus. Dat gegeven is eigenlijk al te groot voor ons besef: Zoveel mensen en culturen, zoveel gebruiken en gewoontes, karakters van mensen, culturen en landen. Ze zijn allemaal vertegenwoordigd in dat grote Lichaam dat we ook Kerk of Gemeente van Christus noemen. De kleuren van de regenboog schieten al te kort om de hoeveelheid variatie weer te geven van dat grote Lichaam. Zelfs in de eigen omgeving kan er al een bonte variëteit zijn in vormen, beleving, culturen en structuren in dat Lichaam. Te midden van deze variëteit neemt een lokale gemeente als de onze ook een eigen plaats in. En er is één Persoon die ons in dat Lichaam geroepen heeft en die ook het hoofd van dat Lichaam is: Jezus Christus, de levende Heer, Zoon van de God van Abraham, Izaäk en Jakob. Van Hem belijden wij dat Hij Heer is, Koning, Redder, Verlosser is, die verzoent, bevrijdt, geneest, herstelt en bovenal liefheeft zoals geen ander kan liefhebben. Zijn liefde voor ons wekt onze liefde voor Hem op en door Hem voor God de Vader…en elkaar.
In dit document doen we een poging om te beschrijven we hoe wij als dat kleine deel van dat immense lichaam, onze plaats willen innemen in Gods Koninkrijk, wat we belangrijk vinden om te belijden en na te streven en welke uitgangspunten, verlangens en uitdagingen er zijn in dienst en leven van de gemeente.
We beseffen nadrukkelijk dat dit document niet de pretentie heeft volledig te zijn. Bovendien is het ‘stukwerk’: Ook wij hebben ‘de waarheid niet in pacht’, maar als het goed is heeft de Waarheid ons en die Waarheid is een een Persoon: Jezus Christus. Het is ook onze overtuiging dat God ons middels mensen ook een bibliotheek van geschriften gegeven – de Bijbel – waarin Hij zichzelf heeft laten kennen (zich heeft ‘geopenbaard’), ons handreikingen geeft voor ons leven met Hem, als individu, als gemeente en zelfs als wereld. We noemen de Bijbel dan ook niet voor niets Gods Woord: Hij spreekt vanuit dat Woord tot ons. Elk nieuw tijdgewricht kent haar eigen uitdagingen, maar de grootste uitdaging blijft altijd dezelfde en dat is het hart en de geest van de mens in hun interactie met de uitdagingen en roepingen die God gegeven heeft.
Vooropgesteld moet worden dat de vraag om en opstellen van profiel en beleid te allen tijde ook een zaak van gebed is vanuit het verlangen om wegen te gaan die overeenkomen met de wil, het hart en de verlangens van God zelf. Dat dit een weg van biddend zoeken is mag helder zijn. Vele dingen van het leven laten zich immers niet afbakenen in keurige kaders. Bovendien roept het ene weer iets anders op. Het doel is te allen tijde het leven en karakter van Gods Koninkrijk te laten groeien in het leven en karakter van ‘gewone’ mensen.
We hopen dat u middels dit document een indruk krijgt van wie wij als deel van de gemeente van Christus (proberen te) zijn in deze omgeving.
Na een algemene inleiding over Gods verlangen, Gods weg, (positie van) de mens, het Lichaam van Christus en algemene karakterisering van onze gemeente volgt er een beschrijving van het profiel van de gemeente. Deze beschrijving is uitgesplitst in verschillende onderdelen van gemeente-zijn.
Door de hele Bijbel heen is er een rode draad zichtbaar n.l. die van ‘het herstel van alle dingen’. God heeft daarvoor een man uitgekozen om een middel te zijn voor de weg tot herstel: Abraham. Aan hem werden grote beloften gedaan. Ten eerste zou hij zelf tot een groot volk worden (Gen.15:5; Gen. 17:4vv.). Ten tweede zouden met hem alle volkeren gezegend worden (Gen. 18: 18). De geschiedenis van Abraham en zijn nageslacht, het joodse volk loopt uit op de vervulling van Gods trouw aan de beloftes die Hij heeft gegeven: de komst van Jezus Christus. Hij is degene in en door wie God het werk van herstel doet dat zijn weerga niet kent, uniek en onherhaalbaar: in zijn kruisdood en opstanding overwint Hij de machten waar de gevallen en geschonden mensheid en schepping in gevangen zaten, n.l. die van zonde, dood en duisternis. Deze machten bestaan niet los van elkaar. Wij geloven dat de Schriften ervan getuigen dat aan de oorsprong van de gevallen en geschonden mensheid en schepping een ‘gevallen’ engel staat die in de Bijbel met verschillende begrippen wordt weergegeven, zoals duivel, satan, ‘de boze’, ‘mensenmoordenaar’, ‘vader van de leugen’, e.d. Jezus verwees regelmatig naar deze persoonlijke macht in onmiskenbare bewoordingen.
De komst van Jezus was reden tot grote vreugde, zoals dat ook al verwoord wordt in het begin van de Evangeliën zoals in het geboorteverhaal in het Lukasevangelie: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de Messias, de Heer.’ De vreugde en de lofprijzing staan voortdurend op de voorgrond in deze verhalen rondom de geboorte van Jezus.
In zijn leven als mens onder de mensen (‘de Mensenzoon’) sprak Hij over (de komst van) Gods Koninkrijk en deed wonderen en tekenen, van het veranderen van water in wijn tot het opwekken van gestorvenen als teken van zijn identiteit als Gods Zoon en beloofde Messias. In deze dingen kon men zien dat het Koninkrijk van God ‘onder hen’ was.
In en door zijn kruisdood en opstanding heeft God het mogelijk gemaakt dat alle volkeren, van alle plaatsen en alle tijden deel konden – en kunnen – krijgen aan de door God beloofde werkelijkheid van herstel. Deze nieuwe werkelijkheid wordt in de Bijbel ‘Koninkrijk van God’ of ‘Koninkrijk der hemelen’ genoemd. En de claim van de Evangeliën is dat Jezus de Koning is van dat koninkrijk. Voor de gelovige jood was het een grote verrassing deze gekruisigde mens (de beloofde) Koning zou zijn. Een gekruisigde was immers een vervloekte in hun ogen (Deuteronomium 21:23). De apostel Paulus benoemt dat ook in zijn brief aan de gemeente te Rome (Romeinen 3: 13). Dat deze vervloekte door God zou zijn opgewekt uit de dood paste niet bij het beeld dat ze hadden van de Bevrijder-Koning, waarvan de Schriften getuigen. Toch ontstond de eerste christelijke gemeente juist onder hen en ondervond een sterke groei. Zij waren tot de overtuiging gekomen dat Jezus de eeuwenlang beloofde Messias is, de gezalfde van God, de Bevrijder-Koning.
De niet-jood mocht horen dat deze Jezus ‘Heer’ was: Hij is de ‘Heer der heren’ en ‘Koning der koningen’. Dat is wat de apostelen in de niet-joodse wereld voortdurend betuigen. Dit was een controversiële boodschap in een wereld waarin de keizer zich als Heer en zelfs als god had uitgeroepen en als zodanig ook vereerd wilde worden. Koninkrijk is ook koningschap: En voor hen die Jezus Christus als Heer gingen belijden was niet Caesar, de keizer, heer en koning over iemands leven (of welke macht dan ook), maar Jezus. Niet Caesar is aanbidding waard maar Jezus. De apostel Paulus stelt dit gegeven ook als hetgrote toekomstperspectief als hij schrijft dat ‘…in de Naam van Jezus elke knie zich zal buigen – in de hemel, op aarde en onder de aarde – en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer’, tot eer van God de Vader (Filippenzen 2: 10-11). De hele schepping is in dat perspectief opgenomen want zij zal bevrijd worden van de situatie van vergankelijkheid naar de nieuwe situatie van onvergankelijkheid, bevrijd van de machten die het leven tegenstaan en tenietdoen, het ultieme herstel van alle dingen. In verschillende beelden wordt hier over gesproken in de Bijbel.
In de Bijbel wordt betuigd dat de mensheid een gevallen en geschonden mensheid is. Dat dit het geval is valt ook in de moderne tijd niet gemakkelijk te ontkennen. De mens is dan volgens de Bijbel wel beeld van God, maar dit beeld is wel geschonden en kraakt aan alle kanten. Maar boven dat geschonden leven hangt de belofte van de trouw en intentie tot zegen van God. En het beeld mag dan geschonden zijn maar het is niet verdwenen. De mens blijft ‘beelddrager’ van God, hoe gevallen en geschonden hij ook is. Dat blijft te allen tijde een ‘scheppingsgegeven’.
In Jezus, als God de Zoon, de beelddrager van God, heeft God zichzelf ten volle geopenbaard. En in zijn leven op aarde, de tekenen en wonderen die Hij deed, de woorden die Hij sprak en in zijn kruisdood en opstanding heeft God ten volle zijn verlangen naar herstel gedemonstreerd. Hij heeft zijn liefde voor de mens ook niet sterker kunnen demonstreren dan in Jezus: In Hem heeft Hij zelf het oordeel over de zonde op zich genomen en heeft Hij deze macht en de machten van dood en duivel de nekslag gegeven. Hij kwam niet om te veroordelen maar om te redden van deze machten. Hij blijft de bevrijdende God. Dat is de blijde boodschap van het Evangelie. Dat kan niet genoeg benadrukt worden.
Het Evangelie aangaande Jezus Christus heeft dan ook aansluiting bij de kernverlangens van de mens in zijn gevallen en geschonden toestand: Zijn verlangen naar echte liefde, zijn verlangen naar heelheid, naar recht, naar het kennen van afkomst, zin en bestemming, naar trouw, echtheid, genezing, bevrijding, vreugde etc. Deze verlangens kunnen soms volledig verdwenen zijn door omstandigheden waarin mensen zijn opgegroeid of in terecht zijn gekomen en keuzes die mensen maken in hun leven. Er kunnen vele factoren een rol spelen, waaronder het hart van de mens, als aanduiding voor zijn ‘ik’. Maar ook de rol van de duivel en zijn rijk met gevallen engelen moet niet vergoelijkt of weggewuifd worden. De apostel Petrus omschreef het met de woorden dat de duivel rondgaat als een briesende leeuw, zoekende wie hij kan verslinden (I Petrus 5:8). Zijn werkelijkheid is een vreselijke werkelijkheid, één en al duisternis. Dat ‘het kwaad’ tot uiting komt in structuren van allerlei aard, sociale processen en gedrag van mensen doet niets af aan het feit dat achter deze realiteiten machten schuil gaan die tot dit rijk behoren. Het Koninkrijk van God staat hier in karakter diametraal tegenover en zal deze ook, als de ‘volheid van de tijd’ aangebroken zal zijn, volledig verslinden. Zij zal dan niet meer zijn. Maar van Christus mag gezegd worden dat Hij de vervulling is van de verlangens van de mens.
Naast aansluiting bij de diepste verlangens van het mensenhart – al of niet verloren gegaan – is er ook kortsluiting bij de mens in het beamen van het Evangelie als zijnde ‘blijde boodschap’. De kortsluiting kan van intellectuele aard zijn, van relationele of sociale, vooroordelen of vanwege levenservaringen, van de kloof in de tijd, van 2000 jaar christendom dat ook negatieve beelden en gevoelens oproepen, van beelden van ‘stoffigheid’, van irrelevantie of de idee dat er sprake is van menselijk constructies van een werkelijkheid die er niet is. Daarnaast speelt ook de macht van de zonde in objectieve zin een rol. Jezus verwoordt deze rol ook in gelijkenissen die Hij heeft verteld, verhalen die hun uitgangspunt nemen in het toen herkenbare dagelijkse leven. Hij geeft er echter steeds een wending aan waardoor we bepaald worden bij keuzes en houding van mensen tegenover Hem en het Evangelie dat Jezus ‘Heer’ is. Het houdt namelijk in dat Hij ook Heer wil zijn over ons eigen persoonlijke leven. En die claim kan ook weerstand oproepen bij een mensenkind. Dat Hij de vervulling is van al onze verlangens is over het algemeen gemakkelijker te aanvaarden dan dat we te horen krijgen dat wij ieder persoonlijk verzoening nodig hebben met God en dat Jezus Christus de Enige is door wie die verzoening is bewerkstelligd en ons de vergeving van onze schuld(en) heeft aan te bieden. Maar de aanleiding en wijze waarop iemand een volgeling van Jezus wordt kan van situatie tot situatie verschillen.
De Heer schenkt aan hen die in Hem geloven zijn Heilige Geest. Dat is de belofte die Jezus op meerdere momenten zelf aan zijn leerlingen gaf. Want Hij zou niet altijd lichamelijk aanwezig zijn. Zijn aanwezigheid na zijn lichamelijke opstanding uit de dood deed daar niets aan af: Hij zou ‘naar de Vader’ gaan. Er zou ‘een Ander’ komen, in zijn plaats, de Heilige Geest. Maar aan de komst van de Heilige Geest is een geheim verbonden: In en door de Heilige Geest is Jezus zelf present, is zelfs God de Vader present, want zij zijn één. In de brief aan de gemeente te Rome gebruikt de apostel Paulus de begrippen ‘Geest’, ‘Geest van God’, ‘Geest van Christus’, ‘Christus’, ‘de Geest van Hem die Jezus uit de doden heeft opgewekt’ en ‘zijn Geest’ door elkaar om dezelfde realiteit mee te beschrijven, namelijk dat Christus in ons mag wonen door de Heilige Geest. Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest. De ‘woning’ van de Tegenwoordigheid van God is ‘verplaatst’ van de tempel in Jeruzalem naar mensenkinderen. De mens ‘in Christus’ is nu zelf het raakvlak tussen hemel en aarde in plaats van de tempel van steen!
De Vervulling met de Heilige Geest die elke christen nodig heeft kan een nadrukkelijk ervaarbaar moment in een mensenleven zijn. In die zin is de Heilige Geest, die de Tegenwoordigheid van God is op aarde, nadrukkelijk ervaarbaar. In de protestantse traditie is er grote argwaan (geweest) tegen de dimensie van ‘ervaring’, waarbij het oog viel op de rol van gevoelens en emoties. Ervaring is echter breder dan gevoelens en emoties. Gevoelens en emoties maken er zeker deel van uit, maar zij zijn een deel van heel de mens. Het gaat God om de vervulling van heel de mens met zijn Tegenwoordigheid, naar lichaam, ziel en geest. In die zin is God, om maar een modern begrip te gebruiken ‘holistisch’ ingesteld: Hij is er op gericht dat wij Hem leren liefhebben met geheel ons verstand, geheel ons hart en geheel onze ziel. En ook het lichamelijke en zintuigelijke maakt daar deel van uit. Ons lichaam is immers een tempel (van de Heilige Geest. Het lichamelijke is nog wel eens verwaarloosd in het christelijk geloof met alle gevolgen van dien, ook voor de omgang met bijvoorbeeld seksualiteit. Het lichaam is voor God belangrijk. Als dat niet het geval was had Hij Jezus ook niet lichamelijk uit de dood te laten opstaan. Wij verwachten dan ook de opstanding ‘des vleses’. Hier wordt dan niet ons oude rebelse, en geschonden ‘ik’ mee bedoeld (zoals de apostel Paulus dit begrip vaak hanteert in zijn brieven) maar ons fysieke lichaam.
Deze Heilige Geest doet een werk van herstel in het leven van een mensenkind. Hoewel er in de Apostolische Geloofsbelijdenis er maar één regel aan de Heilige Geest is gewijd – en dan ook nog heel summier met de woorden ‘Ik geloof in de Heilige Geest’ – valt over de Persoon en werk van de Heilige Geest heel wat meer te zeggen dan met deze ene regel wordt weergegeven. Het zal ‘m niet gelegen hebben aan kennis van het werk van de Heilige Geest want daar wordt ook in de vroege kerk veel over meegedeeld. Misschien dat het juist de veelheid van het werk van de Heilige Geest is geweest…
In de belijdenis van Nicea-Constantinopel wordt er iets meer vermeld over de Heilige Geest: [Ik geloof] …en in de Heilige Geest, die Heer is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aanbeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten. En in de geloofsbelijdenis van Athanasius wordt er gedetailleerd ingegaan op het wezen van de Heilige Geest in relatie tot de Zoon en de Vader.
Het werk van de Heilige Geest is de afgelopen decennia gelukkig weer ‘herontdekt’ en heeft geleid tot vernieuwing van mensenlevens, van kerkelijke gemeenschappen en tot bredere invulling van de Bijbelse notie van het priesterschap aller gelovigen. Thema’s als ‘Gaven van de Geest’ en ‘Vruchten van de Geest’ en ‘Vernieuwing door de Geest’ kwamen ook weer op de agenda van ‘gevestigde’ kerken. De dienst der genezing (naar lichaam, ziel en geest) en de dienst der bevrijding van demonische machten werden langzamerhand weer een onderdeel van het kerkelijke pastorale leven en in de lofprijzing kwam er weer ruimte voor liederen buiten de gesettelde liedbundels en voor instrumenten naast het orgel. Er ontstond een nieuw verlangen naar de dynamiek van de werking van de Heilige Geest in het persoonlijke, kerkelijke en dagelijkse leven. Tegelijkertijd was er ook weerstand, waarbij er helaas (weer) de nodige stempels gehanteerd werden (‘zwevering’, ‘emotioneel gedoe‘, ‘evangelisch’, ‘charismatisch’ e.d.). Zo werd het werk van de Heilige Geest op veel plaatsen in de kiem gesmoord met als gevolg dat gemeenteleden ‘hun heil’ buiten de gevestigde kerken zochten. Tegenwoordig mogen we ons verheugen over een grotere aandacht voor het werk van de Heilige Geest op de Theologische Universiteiten. Verstand en ervaring kunnen blijkbaar toch samengaan.
Het werk van de Heilige Geest in het leven van een volgeling van Christus is ‘werk in uitvoering’. Het Koninkrijk breekt baan in deze wereld en in mensenlevens, maar tegelijkertijd is de werkelijkheid van ons leven en de wereld waarin we leven ook een weerbarstige werkelijkheid. Hoewel de tekenen van Gods Koninkrijk nadrukkelijk aanwezig zijn en nagestreefd mogen worden leven we in een tussentijd, de tijd van het ‘reeds’ en het ‘nog niet’. Wij leven in verwachting van de tijd dat alles volledig hersteld zal worden en zal zijn. Dat is de tijd als Christus terugkomt, zoals Hij beloofd heeft, en alles ‘nieuw’ zal maken.
In deze ‘tussentijd’ waar wij ons leven op aarde leven mogen wij als volgelingen van Christus een brief zijn van Hem aan de wereld waar we deel van uit maken. Wij zijn het vijfde Evangelie omdat de huidige situatie in onze samenleving zo is dat voor velen geldt dat de enige manier waarop men in contact komt met die blijde boodschap, de mensen zijn die uit die boodschap leven. Tegenwoordig kan men ook een jungle aan informatie vinden op het wereldwijde web en daar mogen we ons voordeel mee doen, maar in het Lichaam van Christus op aarde ontmoet men Christus ‘in levende lijve’: Wij zijn zijnhanden en zijn voeten, zijn mond en zijn oren, zijn ogen en zijn hart. Voor ons als gelovigen is het dus niet onbelangrijk hoe ons leven – kerkelijk leven en dagelijks leven – wordt ingevuld en wat voor gedachten en gevoelens wij hebben over onze Heer, over onszelf en over de mens. Hoewel het een hele uitdaging kan zijn om als heilige te leven (wat iets anders is dan een heilig boontje) is het wel de roeping die we ontvangen hebben uit ‘eerste hand’. Het is een geschenk, een status die je gewoon ontvangt, en een roeping. In het vervullen van deze roeping heeft de Heer ons zijn Woord, zijn Heilige Geest…en zijn Lichaam gegeven.
Het lichaam van Christus, ook in de Weerribben en omstreken.
In zijn toenadering tot de mens heeft God er voor gekozen om mensen voor in te zetten, en wel mensen die volgelingen van Christus zijn. En als we volgeling zijn van Hem dan hebben we gehoor gegeven aan zijn roepstem om Hem te volgen en Hem zichtbaar te laten zijn in ons leven. Het zijn misschien grote woorden, maar het bijzondere is nu juist dat deze zichtbaarheid van Hem er mag zijn juist ook in de kleine dingen van alle dag. Het heeft namelijk nadrukkelijk te maken met de vraag of wij ons in onze houding, ons karakter, onze keuzes willen laten vormen door en bepalen door Hem. Is Hij – in alles – ‘Heer’ over ons leven? Krijgt God de kans om het beeld van zijn Zoon, onze Heer, gestalte te laten krijgen in ons leven?
Dat is anders dan het leven volgens regeltjes, al dan niet in meer of mindere mate ook door kerkelijke culturen aangereikt. Wij zijn geroepen om te leven in een relatie met onze Heer. Regels zijn nodig om het leven, ook het kerkelijke leven, in goede banen te leiden, maar als er geen relatie met de Heer aan ten grondslag ligt, dan missen deze hun doel. Dan zijn ze alleen maar een middel om ons aan een lijn of in het gareel te houden. Daar is op zich ook niks mis mee, maar het zijn gereedschappen om het leven zo goed en zo kwaad als het kan te reguleren, middelen tot het doel om de Heer te eren in en met ons leven.
De centrale vraag voor ons als volgelingen van Jezus is: Hou je van Hem? Ben je vol verwondering over wat God in en door Hem heeft gedaan voor jou en de hele wereld waar je deel van uitmaakt, als één mensen onder miljarden (en toch kent Hij ook jou bij jouw Naam!)? En wil je ‘van Hem houden boven alles en van de naaste als jezelf’?
De Heidelberger Catechismus is ontstaan is in een bepaald tijdsgewricht waar vragen speelden die niet meer door iedereen als de onze worden gezien (en er zijn ook kanttekeningen bij sommige antwoorden te plaatsen). Maar de eerste vraag en antwoord, ‘Zondag 1’, is wel één die ons bepaald bij een zekerheid die belangrijk is voor ons leven: ‘Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?’ En het antwoord luidt dan: ‘Dat ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven niet van mezelf maar van mijn getrouwe zaligmaker Jezus Christus eigen ben, die met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen betaald heeft en mij uit alle heerschappij van de duivel verlost heeft…’
De titel van dit document is ‘Tot vreugde geschapen’. Het zou misschien enige verbazing kunnen geven maar in de Catechismus van Genève, opgesteld door de Reformator Calvijn, luidt de eerste vraag die gesteld wordt als volgt: Waarvoor is de mens geschapen? Het antwoordt luidt: Om de Here God te dienen en voor altijd van Hem te genieten.’ Dat is toch een bijzonder antwoord uit de mond van iemand van wie gezegd wordt dat hij de voorvader is van een streng-calvinistische geloofsbeleving, waar vreugde hoogstens mondjesmaat wordt toegelaten.
Wij mogen vreugde beleven aan de liefde die God voor ons heeft, zichtbaar geworden in Jezus Christus. Die vreugde kun je niet zomaar oproepen. Het is ook geen trucje om je lekker te voelen, om je beter voor te doen dan je je van binnen voelt en zo de schijn op te houden van ‘geluk’. De basis zit in de oprechte verwondering over en de ervaring van de liefde van God in Christus. Het is de vreugde die eigen is aan de vervulling met de Heilige Geest. Deze is degene die aan de ene kant ‘van zonde overtuigd’ (Joh. …) en aan de andere kant mensen vervult met vreugde (Johannes 15 & Handelingen 2).
‘Laat de Heer jullie vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen.’ Het zijn woorden van de apostel Paulus die gevangen zit en niet weet of hij het er levend van af zal brengen.
Hoog gegrepen? Naar de mens gesproken misschien wel, maar het gaat hier om het voorwerp van onze vreugde en dat is Jezus. Wat God gedaan heeft in Christus kan ons aan de ene kant in lofprijzing en dankzegging laten uitzingen tot Hem en het kan ons aan de andere kant in diep besef van tekort schieten en van zonde ons op de knieën doen gaan voor het kruis en Hem om genade doen smeken zelfs. Het is afhankelijk van hoe de levenssituatie en de houding van het hart is. Maar als we ons leven aan Hem hebben toevertrouwt en vervult zijn met zijn Geest, dan mag vreugde de basis zijn van ons leven met Hem. Hij is een hemelse Vader die goed is en ons niet steeds bepaald bij onze tekortkomingen maar zijn Zoon in ons gestalte wil laten krijgen. En dat gaat met vallen en opstaan is een ‘open deur’. Als gemeente van Christus mogen we elkaar daar in bemoedigen, aansporen, corrigeren en samen onze kleinheid ‘vieren’ in plaats van er onder gebukt te gaan. Dat is niet de bedoeling van God voor ons leven.
Maar er is toch ook een oordeel over ons leven? Ja die is er. Wij worden inderdaad beoordeeld op onze werken. Maar in Christus worden we niet veroordeeld. De apostel Paulus schrijft dat we allen voor de rechterstoel van Christus zullen verschijnen, opdat, zoals de apostel het formuleert, ieder van ons zal ontvangen overeenkomstig wat hij in zijn leven heeft gedaan, goed of slecht. Wat geen waarde had voor de eeuwigheid had, zal niets tegenover staan. Voor wat wel waarde voor de eeuwigheid had en heeft, staat loon tegenover. En wat waarde heeft voor de eeuwigheid is niet zo moeilijk voor te stellen. Daarvoor biedt de Bijbel genoeg handvaten, samengevat in het hoofdgebod: Je zult de Heer je God liefhebben met heel je hart en de naaste als jezelf. Als we de Heer hebben liefgehad en hebben willen volgen in en met ons leven, mag het een moment zijn om ons over te verheugen in plaats van te vrezen, ook al roept de Tegenwoordigheid van de Heer te allen tijde logischerwijs misschien wel vrees op, want Hij is immers van geheel andere zijnsorde dan wij: Hij is de Heilige. Maar de Heer is er – onze rechter maar ook onze advocaat, onze Herder; de Leeuw van Juda, maar ook het Lam dat de zonde der wereld, ‘ook die van mij’, wegdroeg aan het kruis. Het oordeel is al gedragen…!
Het liefhebben van God en de naaste als jezelf uit zich in onze roeping om een ‘koninklijk priesterschap’ te zijn: rentmeesters te zijn van Gods schepping middels de verantwoordelijkheden die ons geschonken zijn. We mogen getuigen van Gods herstellend Evangelie en zelf dat Evangelie in leven en werk dienend uitleven: Dat is dan ook nadrukkelijk omzien naar de naaste, in dienstbaarheid aan de Heer ons in te zetten om het karakter van zijn Koninkrijk handen en voeten te geven. De gehele Schrift getuigt er van hoe belangrijk God het vindt om de werken van mededogen, recht en barmhartigheid vorm te geven. Want het Koninkrijk van God bestaat zowel uit geloof als uit ‘goede daden’, of anders gezegd het laten schijnen van het licht van het Evangelie in Woord en daden in alle uithoeken van het leven.
Het is misschien een lange inleiding voor een document dat gaat over kerk zijn. Maar de wijze waarop het christelijk geloof wordt beleden en beleefd is bepalend voor het beleid en de vormgeving van het kerkelijke leven. Als we bijvoorbeeld vinden dat de mens, ook al gelooft deze in Jezus, toch een zondaar blijft, zal er een andere invulling aan b.v. prediking, catechese en jongerenwerk en toerusting worden gegeven dan als je gelooft dan je in Christus geen zondaar meer bent maar een heilige die weliswaar ook zondigt, maar weet dat hij daarvoor te allen tijde bij Christus terecht kan en zich er niet door terneer hoeft te laten drukken, maar zich in vreugde, dankbaarheid en met verwachting in de dienst Hem kan geven. We zijn een gemeenschap van de Koning van hemel en aarde! Dat bepaalt onze identiteit en is ook de krachtbron voor ons besef van waarde van ons eigen leven, van dat van de medemens en van de gehele schepping, die van Hem is en door Hem vernieuwd zal worden!
De Hervormde Gemeente Oldemarkt Paasloo profileert zich als een wat genoemd wordt ‘evangelisch-confessionele’ gemeente. In de wandelgangen blijkt dat er best veel gemeenteleden zijn die niet goed weten wat deze profielomschrijving eigenlijk inhoudt. We zouden het misschien ook anders kunnen formuleren: Naast dat we als gemeente van Christus hier ter plaatse ‘gewoon’ kerk willen zijn, als klein onderdeel van zijn wereldwijde Lichaam, zijn er elementen in het geloofsleven en kerkelijk leven die voor ons bepalend en richtinggevend zijn voor ons leven met God, elkaar, de kerk en de wereld die blijkbaar met het label ‘evangelisch-confessioneel’ (kunnen) worden geduid.
In zijn algemeenheid kun je stellen dat het Lichaam van Christus een wereldwijde messiaanse gemeenschap is, die Christus als Heer belijden en wiens roeping het is om het Evangelie uit te dragen in woord en daad, deze Heer te volgen en te dienen en in ware christelijke gemeenschap samen te leven, zodat er getuigenis wordt afgelegd van de aard van Gods Koninkrijk en de waarden die daar gelden. Zij kan niet los worden gezien van het heilsplan van God met de hele kosmos, om al wat in de hemelen en op aarde is onder één hoofd, dat is Christus, samen te vatten (Efeziërs 1:10). En deze wereldwijde gemeenschap kent vele kleuren en schakeringen naar gelang theologische context, geschiedenis en cultuur.
Labels zijn een hulpmiddel om te wijzen op elementen in het geloofsleven die als belangrijk worden gezien en het geloofsleven en kerkelijk leven mede vormgeven. Ze zijn niet allesbepalend omdat onze identiteit in Christus is, maar ze geven wel een indicatie van het karakter van de gemeente en haar geloofsleven. De begrippen ‘evangelisch’ en ‘confessioneel’ roepen ook allerlei associaties, gedachten en gevoelens op (of helemaal niet). Of deze associaties terecht zijn doet er niet eens toe, het gebeurt gewoon.
Soms zijn het labels die door anderen worden aangereikt of opgelegd (‘Jullie zijn…’). Blijkbaar treft men elementen aan in de gemeente die doen denken aan karakteristieken die vervolgens worden gebruikt om de gemeente mee te ‘labelen’. Dat kan soms een aparte gewaarwording zijn. Blijkbaar hebben mensen nu eenmaal de behoefte om anderen – individuen of groepen – te plaatsen. Zo kan de ander in een vakje worden gestopt.
Een kerkelijke gemeente kan deze begrippen (en andere) gebruiken als een constatering: blijkbaar is ons karakter zo en zo (in dit geval ‘evangelisch-confessioneel’). Een gemeente kan ze echter ook hanteren om zichzelf te profileren: Wij zijn zo en willen dat ook graag zijn om die en die redenen. Het heeft te maken met identiteit en met de wijze waarop de relatie met God en de roeping in de wereld wordt beleefd en hoe er gestalte aan wordt gegeven. We zijn ten eerste ‘Gemeente van Christus’. De begrippen evangelisch en confessioneel zeggen dan iets over de nadere invulling van dat gemeente zijn.
Dus: Wat betekent het en wat zegt het? Hieronder volgt de bespreking van enkele elementen die dat ‘(charismatisch-)evangelisch-confessionele’ inhoud en vorm geven. Vooropgesteld moet worden dat deze elementen ook bij andere geloofsbelevingen kunnen worden aangetroffen. Bovendien is de ‘lijst’ van de elementen die hieronder besproken worden niet uitputtend.
Hoe kijk je tegen de Bijbel aan als bibliotheek van geschriften die in een periode van eeuwen aan ons zijn overgeleverd? Daar kunnen we een variëteit aan antwoorden op geven die soms zelfs diametraal tegenover elkaar staan, maar vaker elkaar aanvullen. Als iemand bijvoorbeeld zegt dat de Bijbel een boek van mensen is dan heeft deze helemaal gelijk. Als iemand zegt dat de Bijbel alleen maar mensenwerk is dan wordt de Bijbel in haar karakter gedegradeerd. De Bijbel met haar bibliotheek aan geschriften is meer dan mensenwerk: We belijden dat Gods Geest werkzaam was in de overlevering van de Bijbelse geschriften. Daarom mogen we de Bijbel met recht ‘Gods Woord’ noemen dat een diversiteit aan soorten geschriften bevat. We mogen in elk geval stellen dat de Bijbel ook een historisch boek is, ook al staat er meer in dan historie. Het is ook vertelde historie en bovendien is niet alles historie omdat er ook poëzie in staat en liederen en profetieën, beelden en metaforen zijn opgenomen. Maar ook poëzie, liederen, profetieën, beelden en metaforen willen iets zeggen over de werkelijkheid. Over het karakter van de Bijbel valt veel te zeggen en er wordt ook genoeg over geschreven in een niet-eindigende stroom aan boeken, monografieën en digitale media.
Misschien kunnen we, om het karakter van de Bijbel en de rol die deze bibliotheek voor ons leven mag spelen ons uitgangspunt nemen in hoe Jezus, onze Heer, met de Bijbel omging. Voor Hem was dat uiteraard het Oude Testament (of het ‘Eerste’ Testament of de TeNaCH). Aangezien we Hem belijden als Heer en Koning en zelfs als het levende Woord, mogen we ook onze omgang met de Bijbel zoeken in de manier waarop Jezus zelf met de Joodse Bijbel omging, het Oude Testament. Uiteraard geldt ook voor onze kennis van Jezus dat die aan ons is overgeleverd door mensenhanden. Wij kennen Jezus zoals de Evangelisten en apostelen Hem aan ons ‘presenteren’. Maar de gegevens in de Bijbel wijzen ons er ook op dat ons kennen van Hem verder gaat dan alleen het kennen van deze gegevens. We mogen een levende relatie met Hem onderhouden en zijn interactie met ons ontdekken en zoeken op alle gebieden van ons leven.
Als we kijken naar de omgang van Jezus met de Bijbel (OT) dan valt op dat de Bijbel ook voor Hem de gezaghebbende Bron van kennis was van God en Gods handelen met de mens, in het bijzonder met Israël dat door God in het leven was geroepen te beginnen bij Abraham. In die zin is de Bijbel (voor ons dan zowel het Oude als het Nieuwe Testament – vanaf nu ‘OT’ en ‘NT’ genoemd) een bibliotheek vol met kennis, zoals we een bibliotheek in onze tijd ook kennen: Een geweldige bron om kennis op te doen. En die kennis beslaat dan een groot gebied: historische kennis, wijsheid, zelfs medische en natuurkundige kennis, kennis over de mens, de natuur, en natuurlijk over God. We moeten daar wel bij bedenken dat God niet de moeite heeft genomen om het brein van de schrijvers te vervullen met een modern wereldbeeld zoals we dat kennen vanuit moderne wetenschappen – en ook die wereldbeelden kunnen nogal variëren en blijven ten allen tijde mensenwerk. Maar dat vormde voor God in elk geval geen belemmering om zich in waarheid aan ons te openbaren.
Ook als er bijvoorbeeld gesproken wordt over Gods handen, voeten en ogen en mond wordt daar niet mee bedoeld dat Hij ook fysieke armen, benen, etc. heeft. Het zijn manieren om God als handelende en sprekende persoon mee weer te geven. Dat Hij een Persoon is is wel een nadrukkelijke belijdenis. Een logische consequentie is namelijk dat, als Hij het niet zou zijn zouden ook wij het niet zouden zijn. En wij zijn immers door Hem geschapen.
Het onderscheid dat wel eens gemaakt wordt tussen het ‘hoe en wat’ en het ‘waarom’ van de schepping door God is een betrekkelijk onderscheid. Het ‘dat’ en ‘hoe en wat’ van de schepping liggen ook besloten in het ‘waarom’: God wil het/ons.
De Bijbel is voor Jezus niet alleen een bron van kennis. De Bijbel is ook norm voor Jezus, zelfs de Bron van normen. Dit is uiteraard logisch gegeven als er van uitgegaan wordt dat de Bijbel een weerslag is van het spreken en handelen van God de Vader. En bovendien spreekt de Schrift over Hem uiteraard als de beloofde Messias: Dankzij Hem hebben wij zelfs kennis gemaakt met de Bijbel, voor ons als Christen nu bestaande uit het ‘Oude’ en het ‘Nieuwe’ Testament!
De inhoud van de Bijbel is in een bepaalde tijd(spanne) en omgeving ontstaan. Maar omdat Degene die in en door de inhoud van de Bijbel spreekt en handelt de Levende God is, is deze inhoud levende inhoud, relevant voor alle tijden en omgevingen. De wijze waarop de inhoud relevant is kan uiteraard variëren per Bijbelgedeelte (voorbeeld: Jezus is gestorven voor onze zonden is geldig voor alle mensen van alle plaatsen en alle tijden maar de vraag met betrekking tot de omgang met offervlees (Romeinen 14) is meer specifiek voor de context van de eerste gemeente). In elk geval mogen we van de Bijbel spreken als het levende Woord van de levende God. En voor de wonderen en tekenen zoals bijvoorbeeld vermeld in de Evangeliën belijden we: ‘En het geschiedde’ Ze zijn het concrete, zichtbare en ervaarbare resultaat van Gods concrete ‘ingrijpen’ in werkelijkheden zoals bijvoorbeeld ziekte en dood en van zijn ‘vrijmachtige’ omgang met natuurverschijnselen en natuurwetten! Hij is God…
Want al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de aarde – en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte – voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Heer, Jezus Christus, door wie alle dingen zijn, en wij door Hem. (Het Sjema waar Paulus de gekruisigde Christus in gevonden heeft).
Ook voor de kerk van morgen staat Hij centraal. Wij maken immers deel uit van zijn Lichaam. Hij is de weg, de Waarheid en het Leven. Zijn kruisdood (en lichamelijke opstanding) was nodig (verzoening) en ook voldoende (voor alle mensen van alle tijden en plaatsen) om deel uit de maken van het Koninkrijk van God. Zijn kruisdood is verzoeningsdood en bevrijdingsdood: Hij is gestorven voor onze zonde(staat) en pijn, is tot een vloek geworden om ons het eeuwige leven te geven (dat ook een omschrijving is van een kwaliteit van leven). Zijn lichamelijke opstanding uit de dood is er de bevestiging van: Christus heeft de macht van zonde, dood en duivel gebroken. De claim van het Evangelie is dat Christus Koning is, ook over het leven van het individu en dat ‘het heil’ alleen wordt verkregen in de gekruisigde en opgestane Heer. Voor de individuele mens is het dan nodig dit te erkennen. Het Nieuwe Testament omschrijft dat met ‘geloven in Hem’. En geloven blijft niet bij een ‘erkennen’ van feiten, maar is altijd ook een leven met Hem en toewijding aan Hem (vanuit zijn toewijding aan ons). Dat is zichtbaar in het dagelijkse leven van een volgeling van Hem, ook al is het met vallen en opstaan…
Van volgelingen van Christus en zeker van leidinggevenden in de kerk mag verwacht worden dat ze deze kerngegevens over Christus niet alleen onderschrijven maar er ook uit leven: hun leven aan deze Heer hebben toevertrouwd. En dat moet zeker gelden voor predikanten en voorgangers die voorgaan in onze kerkelijke gemeenschap. Het leven met Christus houdt uiteraard veel meer in, maar bovengenoemde gegevens vormen wel de basis.
De liefde voor Hem en door Hem voor God de Vader mag in heel ons leven zichtbaar zijn. Het is onze reactie op zijn liefde voor ons. Het ‘Amazing Grace’ mag bezongen worden!
‘Wij hebben de oude mens afgelegd en de nieuwe aangedaan, die vernieuwd wordt tot volle kennis naar het beeld van zijn Schepper.’ (Kolossenzen 3:10)
In het Nieuwe Testament wordt gesproken over ‘wedergeboorte’ (Joh. 3:3). Letterlijk staat er ‘van boven geboren worden’, wat we lezen als een geestelijke geboorte. Het is het werk van de Heilige Geest, dat het leven van Christus, zijn Tegenwoordigheid, in ons laat geboren worden. Andere begrippen zijn bijvoorbeeld: vervulling met de Heilige Geest of doop in de Heilige Geest. Deze Geest bevestigt met onze geest ‘dat we kinderen van God’ zijn. Deze Geest creëert een relatie tussen ons en God. In Christus zijn we een nieuwe schepping, persoonlijk te ervaren door deze vervulling met de Heilige Geest. Deze vervulling is zelfs nodig om de relatie met deze God te krijgen en te onderhouden. De wijze waarop deze vervulling plaats vindt kan variëren. Het kan zijn op een aan te wijzen moment in iemands leven waarop deze vervulling nadrukkelijk ervaarbaar was naar lichaam, ziel en geest. (een doorstroomt worden met vrede, rust, goddelijke liefde en vreugde, ervaring van bevrijding of genezing, e.d.). Het kan echter ook een geleidelijk proces zijn van groeien in kennis en relatie met de Heer.
Het beeld dat in het Nieuwe Testament hier vaak voor gebruikt wordt is ‘tempel’: Wij mogen individuele gelovige en als gemeente een tempel zijn van de Heilige Geest (zie I Korinthiërs 3:16, 6:19; II Korinthiërs 6:16; Efeziërs 2:20; I Petrus 2:5). De Heilige Geest ‘woont’ in ons en zijn Tegenwoordigheid in ons maakt verschil. Een ander beeld dat door de apostel Paulus wordt gebruikt is dat van een ‘nieuwe schepping’: wij zijn een ‘nieuwe schepping’ door het vernieuwende werk van de Heilige Geest die het leven ‘in Christus’ in ons geboren laat worden en wil laten groeien (II Korinthiërs 5:17; Galaten 6:15).
Hoe de ‘start’ van een ‘leven door de Geest’ ook moge zijn: De vervulling met de Heilige Geest mag ons dagelijks gebed zijn, net als ook Jezus elke dag in gebed was om met de Vader te communiceren en nieuwe krachten op te doen. We hebben de Heilige Geest nodig om te kunnen groeien in onze relatie met God en om zijn Zoon in ons gestalte te laten krijgen. Wie wij zijn, denken, spreken, voelen en handelen mag steeds meer een reflectie zijn van Hem. Hoewel ze er niet mee samenvallen maken de wat de apostel Paulus noemt ‘vruchten van de Geest’ hier wel nadrukkelijk deel van uit: geduld, zachtmoedigheid, liefde, vreugde, goedheid, trouw, vriendelijkheid, zelfbeheersing. Het betreft hier het gebied van ‘karaktervorming’. De uitspraak “ik ben nu eenmaal zo” is dan ook niet geldig als we met Christus wandelen: Wij zullen ‘morfen’, veranderen naar het beeld/karakter van Christus. Het is een werk van Gods Heilige Geest.
Deze Geest schenkt ons dus geloof in Christus en leven in Christus, werkt aan ons karakter (‘vruchten van de Geest’) en schenkt ons daarnaast ‘gereedschappen’ voor ons leven in Gods Koninkrijk. In het Nieuwe Testament worden deze gereedschappen wel aangeduid met de uitdrukking ‘gaven van de Geest’. Er wordt ook wel gesproken over ‘talenten’. Deze term komen we tegen in de gelijkenis van de talenten in Mattheus 25: 14-30 en Lukas 19:11-27. Maar talent kan in deze gelijkenissen waarschijnlijk beter in bredere zin worden opgevat als ‘verantwoordelijkheden over het bezit van de Heer’.
Er worden verschillende voorbeelden van gaven genoemd in de Bijbel. En sommige van deze gaven zijn ook bedieningen (taken) in Gods Koninkrijk geworden bijvoorbeeld die van apostel of van evangelist, profeet, leraar of herder. Er wordt gesproken over gaven van gastvrijheid, van geloof(svertrouwen), van spreken in tongentaal, van genezing, van bevrijding, onderscheid van geesten, woord van openbaring, profetie e.d. De ‘lijsten’ zoals genoemd in I Korinthiërs 12:1-11; 12:28-31; 14:1-30; Romeinen 12:4-8; Efeziërs 4:11-12, zijn niet uitputtend (Het zou bijvoorbeeld niet best zijn als een organist of gitarist geen gave had op het gebied van muziek!). God geeft aan een ieder van ons ‘kundigheden’ als een scheppingsgegeven, maar schenkt door de vervulling met de Heilige Geest ook gaven die een kenmerk zijn van het leven door de Geest, dat is het leven ‘in Christus’.
Van al deze gaven belijden wij dat God er niet mee gestopt is deze uit te delen maar er naar verlangt dat dezen te allen tijde werkzaam zijn in het Lichaam van de Heer. Wij willen als kerkelijke gemeente dan ook proberen om met betrekking tot invulling van taken en bedieningen zoveel mogelijk ‘gavengericht’ te werk te gaan, daarbij de individuele roeping van Godswege echter niet te veronachtzamen. Deze kan soms ook op een gebied liggen waartoe iemand voor zover bekend geen geestelijke gave heeft. God kan deze schenken als gehoor wordt gegeven aan zijn roepstem.
In onze gerichtheid op de gaven van de Geest willen wij ook de in onze ogen ‘bijzondere gaven’ zoals bijvoorbeeld van genezing (naar lichaam, ziel en geest), van bevrijding (van demonen), van profetie, spreken in tongentaal niet links laten liggen omdat God deze ook niet heeft laten liggen, ondanks onwennigheid aan onze kant, gezien de traditie waarin we staan als gemeente. Wij willen de Heer de ruimte geven om zijn werk in en door ons te doen en dat vraagt van ons openheid en najagen ook van deze gaven, die zijn geschenken zijn om tot zijn eer te gebruiken.
Het doel is immers dat de inzet van al deze gaven mag zijn tot opbouw van de Gemeente en uitbreiding van Gods Koninkrijk (in de zin van zijn heerschappij in mens en wereld). Het is door en in zijn kracht, ook te midden van alle menselijke inspanningen.
Er is verscheidenheid in genadegaven, maar het is dezelfde Geest; en er is verscheidenheid in bedieningen, maar het is dezelfde Heer en er is verscheidenheid in werkingen, maar het is dezelfde God die alles in allen bewerkt. Maar aan elk van ons wordt de openbaring van de Geest gegeven tot welzijn van allen (I Korinthiërs 12:4-7).
Eén kanttekening moet gemaakt worden: De grootste gave is die van de goddelijke liefde . Als deze niet het gebruik van en streven naar de gaven van de Geest doortrekt, zijn zij van generlei betekenis in het Koninkrijk van God. Paulus uit zelf deze vermaning in de hoofdstukken over de gaven van de Geest en besluit de bespreking ervan met de opmerking in I Korinthiërs 13:13: ‘Zo blijven dan geloof, hoop en liefde, maar de meeste van deze is de liefde’.
In dat ‘leven in/door de Geest’ zijn wij niet gefixeerd op ‘zonde’ maar op Jezus en het nieuwe leven ‘in Christus’, als een rank aan de wijnstok zoals door Jezus verwoord in Johannes 15:5. Daar lezen we van totale afhankelijkheid van Hem en lezen we ook van een vermaning en opwekking aan ons adres: “Blijf in Mij…anders zul je geen vrucht dragen.” Ook vermaning en correctie moet plaatsvinden in de sfeer van de goddelijke liefde. Zelfs boosheid moet zijn bedding hebben in deze goddelijke liefde. Paulus, die zijn leven gaf voor de gemeente die hij liefhad, omschrijft het als volgt in de brief aan de gemeente te Kolosse, woorden die met aandacht gelezen mogen worden: Omdat God u heeft uitgekozen; omdat u zijn heiligen bent en Hij u liefheeft, moet u zich kleden in innig medeleven, in goedheid, in bescheidenheid, zachtmoedigheid en geduld. Verdraag elkaar en vergeef elkaar als iemand een ander iets te verwijten heeft: zoals de Heer u vergeven heeft, moet u elkaar vergeven. En bovenal, kleed u in de liefde, dat is de band die u tot een volmaakte eenheid maakt. Laat in uw hart de vrede van Christus heersen, want daartoe bent U geroepen als de leden van één lichaam. Wees ook dankbaar. Laat de woorden van Christus in al hun rijkdom in u wonen; onderricht en vermaan elkaar in alle wijsheid, zing met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft. Doe alles wat u zegt of doet in de naam van de Here Jezus, terwijl u God, de Vader, dankt door Hem.
Dat er in deze woorden van Paulus voor ons als gemeente en als christen een aardige uitdaging wordt aangereikt heeft weinig uitleg nodig. Maar daarvoor hebben we nou juist de Heilige Geest ontvangen.
Om tot de ontdekking van onze gaven te komen kunnen we onder andere gebruik maken van een van de gaventesten die er op de christelijke markt is verschenen. Met name ‘De (nieuwe) gaventest’ van dr. Christian Schwarz heeft zijn diensten al jaren bewezen.
De Heer heeft mensen geroepen om leiding te geven aan het gemeenteleven. Leiding geven klinkt misschien hoogdravend maar het gaat er om dat er mensen zijn die willen helpen om de onderdelen van het kerkelijk werk te ‘bemensen’ opdat de gemeente haar roeping op plaatselijk niveau kan vervullen.
We worden allemaal geroepen om leiding te geven/nemen in ons leven. We moeten tenslotte ons leven inrichten. Voor gemeente van Christus heeft God bedieningen in het leven geroepen die in onze kerken met het begrip ‘ambten’ wordt aangeduid. Wij kennen daarin die van predikant, van ouderling, van diaken en van ouderling-kerkrentmeester. Daarnaast zijn er nog talloze andere leidinggevende functies en zijn er kerkelijke werkers die zijn aangesteld in een gemeente.
De apostel Paulus heeft in de brief aan Timotheüs omschrijvingen gegeven van iemand die een ambt zou willen vervullen (opziener (‘ouderling’) en diaken). Hij beschrijft daar niet zozeer de taakomschrijving als wel de levensstijl en karakter van degenen die een ambt mogen uitoefenen. In die brief gaat het over mannelijke ambtsdragers, maar in de geschriften van het Nieuwe Testament wordt getuigenis gegeven van het nieuwe in Christus tot uitdrukking gekomen in het geschenk van de Heilige Geest en de gaven van de Geest, waaronder onderwijzende gaven, profetische gaven, diakonale gaven en bedieningen van onderwijs, zowel aan mannen als vrouwen[1].
Net als andere kerkelijke gemeenten is het voor ons ook een voortdurende uitdaging om (geschikte) ambtsdragers te vinden, met name als het gaat om het ambt van ouderling. De pastorale werkzaamheden worden door menigeen al een (te) grote uitdaging gezien om daar vrijmoedig in te stappen. Maar juist dit ambt is bij uitstek het ambt dat de Heer heeft overgedragen aan zijn leerlingen, gewone mensen die toegerust werden met zijn Heilige Geest. En daar zit ‘m dan ook de sleutel om tot vrijmoedigheid te komen dit ambt te vervullen. Voor een goed functioneren van een gemeente zijn zij zeer nodig en worden zij ook zeer gewaardeerd. Omdat wij niet willen dat er in de toekomst geen kerkdiensten gehouden zouden kunnen worden gaan we er van uit dat elk gemeentelid openstaat voor de stem van de roepende God in deze. En ook wij mogen weten dat we er niet alleen in staan, de Heilige Geest is er ook voor ons…
Zoals al genoemd in de inleiding kent elke tijd zijn eigen uitdagingen. Zo is er in 2011 met betrekking tot het invullen van de ambten gesproken over ‘samenwonen en ambt’. Verderop in dit document komt het thema ‘samenwonen’ nog in andere verbanden naar voren, maar in 2011 ging het over de relatie ‘samenwonen en het vervullen van een ambt’. De bezinningsmomenten die er zijn geweest hebben uiteindelijk geleid tot het volgend besluit:
‘Inzake het beleid omtrent ‘ambt en samenwonen’ is de kerkenraad tot de slotsom gekomen dat ‘samenwonen’ in zijn algemeenheid niet volgens richtlijnen van de Schrift is, maar dat het huwelijk als een verbond voor Gods aangezicht de Bijbelse lijn is. Tegelijkertijd willen we ons niet afhoudend opstellen naar gemeenteleden die te maken hebben met omstandigheden waardoor een huwelijk niet of nog niet gerealiseerd kon worden. Daarom zal de kerkenraad in voorkomende gevallen overwegen of tot een benoeming van een door de gemeente of kerkenraad voorgestelde kandidaat kan worden overgegaan. We zien deze mogelijkheid als een weg die we in afhankelijkheid van de Heer mogen bewandelen. We hebben het vertrouwen dat Hij ons zal leiden in de keuzes die we biddend maken.’
Het zal ook duidelijk zijn dat de benoeming van elke potentiële ambtsdrager een zaak van wijsheid en gebed is. Menselijk roepen of vragen en Gods roeping vallen immers niet zomaar samen.
In het verlengde van haar ‘profiel’ is er door de gemeente Oldemarkt-Paasloo een profielschets opgesteld voor een te beroepen voorganger.
Deze moet uiteraard passen binnen de evangelisch-confessionele geloofsbeleving: Er wordt gevraagd om ‘Bijbelgetrouw’ te zijn, eigentijds te communiceren, ruimte te geven aan de gaven van de Geest, op een evangelische wijze verdieping te geven aan het opgebouwde jeugdwerk, toerusting te willen geven over de hele breedte van de gemeente, open te staan voor een warme band met Israël en een stimulerende kracht te zijn achter het samen gemeente zijn, waarbij samenbindende eigenschappen en het naast de mensen kunnen staan uiteraard een belangrijke rol spelen. Maar deze samenbindende eigenschappen zijn uiteraard van belang voor elk gemeentelid. Samen zijn wij immers een ‘koninklijk priesterschap.’ Dat kan niet alleen op het bordje van de voorganger gelegd worden.
Het genoemde profiel is een hele ‘mond vol’, maar dit schrijven is in feite een uitdrukking van de geestelijke bedding waarbinnen de predikant het werk mag verrichten binnen het kleine stukje ‘tuin’ van Gods Koninkrijk in deze omgeving als voorganger van HGOP.
Kerkelijke werkers zullen ook ‘feeling’ moeten hebben met dit profiel omdat er immers veel moet worden samengewerkt en men zich ook in geloofstaal de taal van de gemeente spreekt en het geloof van de gemeente deelt. We zijn verheugd dat onze kerkelijke werker ook voor mag gaan in bijzondere diensten en dat ook de mogelijkheid bestaat om het Heilig Avondmaal te bedienen. Met name in ouderencentrum ‘De Landerijen’ waar ook veel van de pastorale contacten zijn is het een bijzondere manier om ook op deze wijze de gemeenteleden te kunnen ‘bedienen’ met het Evangelie.
Hoewel er veel aan het veranderen is in de moderne cultuur bestaat er geen gemeente waar mensen niet bij elkaar komen om God te eren, van Hem te leren, het brood breken en de beker laten rondgaan en in gebed en lofprijzing zich richten tot Hem. God is zelf een God van gemeenschap en roept mensen bij elkaar tot de vorming van een nieuwe gemeenschap: De gemeenschap van de Koning. De wijze waarop deze gemeenschap bij elkaar komt kan variëren. In het begin waren het de huizen van de christenen en daarnaast voor de joodse christenen het bezoek aan de tempel en de synagogen. Je zou kunnen zeggen dat de huizen zijn uitgegroeid tot kerken en kathedralen (hoewel daar ook het nodige van gezegd kan worden over de manier waarop deze gebouwen tot stand zijn gekomen, hoe indrukwekkend ze ook kunnen zijn).
In elk geval roept God zelf door zijn Heilige Geest mensen samen. Waar dat niet gebeurt is er iets aan de hand. Het mag zijn zoals we zingen in één van de kerstliederen: Komt allen tezamen jubelend van vreugde… om onze Koning en Heer te eren en te aanbidden! Te midden van de drukte en hectiek van het dagelijkse leven is het een voorrecht om samen met broeders en zusters plekken en momenten te hebben om Zijn aangezicht te zoeken en elkaar zijn grote daden in herinnering te brengen en samen te vieren.
Hieronder volgen een aantal perspectieven (en verlangens) die er zijn met betrekking tot de invulling van samenkomsten. De verlangens zijn onder andere het resultaat van een jonge-gezinnen-conferentie en andere ontmoetings- en bezinningsmomenten die in de eigen gemeente zijn gehouden en waarvan de stand van zaken een aantal jaren later opnieuw is bekeken.
Het Woord van God staat centraal in de diensten. En in de kerkdienst lezen we uit dat geschreven Woord en mag de voorganger er uitleg aan geven. En naast de voorganger is er de leiding van de kindernevendienst en van de tienerdienst die deze taak hebben in de eigen samenkomsten. Het karakter van ‘Woordverkonding’ kan variëren naar gelang invalshoek of type dienst. Geprobeerd wordt om de betekenis van dat geschreven Woord voor ons leven met God en ons dagelijkse leven uit te leggen. Ook daarin is variatie naar gelang het karakter van de Bijbelteksten die gelezen worden of het oogmerk waarmee de teksten uitgelegd worden of geactualiseerd worden. In de prediking wordt het heil en leven in Jezus Christus verkondigd en staat Hij centraal, maar we beseffen ook dat niet elke Bijbeltekst een ‘Christustekst’ is. De Schrift moet uiteraard in haar eigenheid en volheid uitgelegd worden aan de gemeente, die ook ‘gewoon’ inzichten in de Schrift wil ontvangen. Wij geloven dat God dit middel gebruikt ook gebruikt om tot ons te spreken in de eigen situatie als individu en als gemeente. Hij maakt daarbij gebruik van mensen die er zowel ‘als zichzelf’ alsook ‘namens God’ staan
Van hen die staan in dienst van de verkondiging en Schriftuitleg, of het nu de eigen voorganger is of een gastvoorganger, mag verwacht worden dat zij ons belijden ten aanzien van Vader, Zoon en Heilige Geest beamen, dat het Evangelie en (het leven in) het Koninkrijk van God centraal staan in hun verkondiging en dat zij zelf ook het leven ‘in Christus’ kennen en leven en Hem liefhebben.
Het gebed om de Heilige Geest, zowel in het gebed voorafgaand aan de dienst, als in de kerkdienst zelf is niet alleen een gebed om zijn werking in de dienst maar ook een erkenning dat het niet (alleen) ‘uit de mens’ is wat er gesproken wordt, maar uit het hart van God de Vader. Want tot dat hart willen we ook getrokken worden.
‘Zingen is twee keer bidden’ Er wordt gezegd dat dit een uitspraak is van de Reformator Maarten Luther. Want met zingen kom je vaak dichter en sneller bij ‘het hart’ dan in het aanhoren van veel woorden. In de lofprijzing eren we de Heer. In de Psalmen staat zelfs dat God zijn troon ‘bouwt’ op de lofprijzing van zijn volk (Psalm 22:4). Een andere psalm zegt: Wie lof offert, eert Mij en baant de weg opdat Ik hem Gods heil doe zien (Psalm 50:23). Deze lofprijzing kan uitbundig zijn, vol overgave van het hart dat zich in dankbaarheid wil uiten naar God, maar het kan ook in de stilte van het hart dat toenadering zoekt tot Hem. Er is lofprijzing omdat beleden wordt dat God goed is en dat zijn goedheid elke dag weer nieuw over ons is. Verdriet mag geuit worden, verlangen naar Hem, vragen tot Hem, dankbaarheid naar Hem.
In onze gemeente is er een variëteit aan muziekinstrumenten en zangtalenten opdat verschillende stijlen van lofprijzing tot hun recht kunnen komen. We willen in navolging van Colossenzen 3:16b de verschillende stijlen van lofprijzing nadrukkelijk een plaats geven in de verschillende kerkdiensten omdat deze een weergave zijn van de geloofsbelevingen van gemeenteleden. De basis van begeleiding wordt aangereikt in het orgel. Maar er zijn meer vormen van lofprijzing dan alleen de klassieke vormen (het Nieuwe Liedboek) en instrumenten (het orgel). Daarom willen wij recht doen aan de verschillende vormen van lofprijzing die mogelijk zijn en aan de wensen van de jongere generaties om door middel van moderne lofprijzing een kanaal te bieden voor aanbidding van de levende Heer. Wij zingen in onze diensten daarom ook niet alleen maar liederen uit het Nieuwe Liedboek. Deze bundel is wel de basis voor een reguliere dienst, maar wij geven ook ruimte aan andere liederen en liedstijlen die op een andere wijze de lofprijzing bevorderen, zoals de Evangelische Liedbundel, Youth for Christ bundel, Opwekking, Taizé, en andere bundels. En voor de oudere generatie willen we ook de bundel van Johannes de Heer niet vergeten. Velen van hen kennen de liederen uit hun hoofd. Met name in de diensten in ‘De Landerijen’ wordt veelvuldig gebruik gemaakt van deze bundel. Omdat we liederen ook kunnen afdrukken op het zondagsnieuws is er ruimte voor andere liederen dan het Liedboek. En inmiddels biedt ook multimedia nieuwe perspectieven met betrekking tot zang, woord en beeld.
In verband met de verschillende stijlen van lofprijzing willen we daarom ook de muzikale en zangtalenten binnen onze gemeente aanmoedigen en bemoedigen hun gaven tot uiting te laten komen in dienst van de lofprijzing opdat haar veelkleurigheid tot onze God geuit en tot haar recht mag komen. De kerkorde van de PKN zet wat dat betreft magertjes in in haar focus op de klassieke stijlen tegenover de moderne. Aan de plaatselijke gemeente wordt echter wel de vrijheid gegeven om de lofprijzing en de middelen van lofprijzing aan te passen aan haar eigen karakter en verlangens. Ons uitgangspunt is in elk geval dat deze stijlen niet tegenover elkaar staan en elkaar ‘beconcurreren’, naar gelang de voorkeuren van de gemeenteleden, maar elkaar juist aanvullen, tot eer en vreugde van God. Dat laatste is dan ook het criterium. Het gaat om de aanbidding…in velerlei stijlen en vormen.
Gebed (in kerkdiensten en daarbuiten)
Gebed is de ‘motor’ van de Gemeente. De Heer is daarin zelf het voorbeeld voor ons. Hij was zelfs nachtenlang in gebed: om het contact met de Vader ‘te onderhouden en te scherpen’ en voorbereid te zijn op de dag die zou volgen.
We mogen er van uitgaan dat de gemeente een biddende gemeente is. Daarom is er niet alleen gebed en voorbede in de kerkdiensten, maar wordt de gemeente ook op de hoogte gehouden van wel en wee van gemeenteleden, situaties die zich voordoen en ook het kerkenwerk op verschillende terreinen middels een gebedsbrief. Tevens zijn er bidstonden in de Gemeente. En elk jaar is er ook de wereldwijde Week van Gebed waarin wij samen met de gereformeerde zusterkerk, de Vrije Zendings Gemeente te Ossenzijl en de RK-kerk te Oldemarkt participeren.
We zijn nog zoekende naar een vorm om de voorbede in de diensten actiever in te vullen. Gedacht wordt aan een gebedsmuur, schrift met namen en onderwerpen om voorbede voor te doen of het ophalen van onderwerpen middels briefjes. De wens is in ieder geval aanwezig om meer aandacht te schenken aan gebed en voorbede.
Een veelvoorkomend verschijnsel is wel dat er veel gelovigen zijn die zelf nauwelijks hardop durven bidden (op standaardgebeden na) en verlegenheid ervaren op het gebied van bidden. Daarom zal er op gezette tijden (om de paar jaar) de mogelijkheid zijn voor toerusting op het gebied van gebed maar ook het leren luisteren naar de stem van God om elkaar daar (opnieuw) in te bemoedigen en toe te rusten. Het gebed is een krachtig onderdeel in het vervullen van de taak van het priesterschap (aller gelovigen). Wij brengen als gemeente van Christus ‘de wereld’ voor Gods aangezicht en staan ‘in de bres’ voor een ander.
Het verlangen is ook aanwezig dat we als gemeente vrijmoediger mogen worden op dit terrein van het geestelijke en kerkelijke leven. Bidden is ook een ‘werk voor de Heer’.
In toenemende mate bestaat er in gemeenten de mogelijkheid om na een dienst met een pastoraal team in gesprek te gaan en voor zich te laten bidden. Een verlangen voor de toekomst is dat dat ook in onze gemeente verder ontwikkeld mag worden (naast de speciale diensten van Genezing en Bemoediging die één keer in de zes weken worden gehouden).
In onze kerk kennen we standaard de zuigelingendoop: dat is de doop ‘op belijdenis van de ouders’. Deze vorm van dopen komt voort uit de verbondsgedachte, tot stand gebracht door kruisdood en opstanding van onze Heer Jezus Christus. Daarnaast wordt er ook gedoopt op grond van de eigen belijdenis en gelofte van toewijding aan de Heer (in de wandelgangen ‘volwassendoop’). De ‘volwassendoop’ gebeurt bij hen die als zuigeling niet gedoopt zijn. Dat kan een gevolg zijn van het feit dat de ouders daar de keuze voor gemaakt hebben, of omdat iemand op latere leeftijd tot geloof is gekomen. Iemand kan ook uit een kerkelijke gemeente zijn gekomen waar zuigelingendoop niet de gewoonte is.
Wijze van dopen
De doop gebeurt in de regel door begieting boven een doopvont. Op een gemeenteavond in 2013 is de vraag behandeld of wij zouden kunnen voldoen aan verzoeken van dopelingen om gedoopt te kunnen worden door onderdompeling (in eigen kerk of in ander kerkgebouw waar een doopbad aanwezig is). De aanleiding was een vraag hieromtrent door een Iraanse asielzoeker die tot geloof in Christus was gekomen en zich graag wilde laten dopen door onderdompeling, omdat het sterven en opstaan met Jezus daarin nadrukkelijk tot uiting komt. Over die vraag naar onderdompeling is in 2015 besloten om hier ruimte aan te geven met de voorwaarde dat in logistiek opzicht alles in goede orde kan verlopen.
Nog een keertje?
Op diezelfde gemeenteavond in 2013 is ook gesproken over de optie van een doop op eigen belijdenis terwijl men als zuigeling ooit de doop al heeft ondergaan. Deze vraag kan nog wel eens gesteld worden door hen die een leven zonder God hebben gekend en ‘tot geloof(svernieuwing)’ zijn gekomen. De doop is immers het bad van ‘wedergeboorte’ en dat heeft men ook ervaren toen men tot geloof is gekomen in Christus, een echte bekeringsdoop dus. Op de landelijke synode is onder andere in 2012 een voorstel besproken van een ‘bevestigingsdoop’ of ‘doopbevestiging’, maar dat voorstel is toen verworpen. Dit had te maken met de interpretatie van de betekenis(sen) van de doop. Wat soms wel wordt toegestaan door lokale kerkelijke gemeenschappen is dat een dopeling toestemming krijgt om de doop te laten voltrekken in een andere gemeente. Hier is ongetwijfeld het laatste woord nog niet over gezegd aangezien het een blijvend thema is in concrete levens van mensen. Het gebed om leiding en wijsheid van de Heer hierin is dan ook zeer van belang. Een thema als deze leidt immers vaak genoeg tot verhitte gemoederen…
Ouders: Doop- of belijdend lid?
In 2004 is in de gemeente de vraag besproken of ouders die hun kind willen laten dopen belijdend lid moeten zijn of dooplid. Er is toen vastgelegd dat van de ouders die hun kind willen laten dopen één van de partners in elk geval dooplid moet zijn. Er werd wel gesteld dat er een gesprek zou moeten komen over het doen van Geloofsbelijdenis. Want het is immers zo dat in het beantwoorden van de doopvragen men al blijk geeft van hun geloof in Vader, Zoon en Heilige Geest en geloftes doet met betrekking tot de opvoeding van hun kind(eren).
We willen er naar toe dat van ouders die hun kind willen laten dopen verwacht mag worden dat ze belijdend christen zijn of de stap zullen willen doen om geloofsbelijdenis te doen. Mocht daar geen opening voor zijn zal er een uitstel van de doop zijn opdat er nadere gesprekken plaats kunnen vinden. Uiteraard gebeurt het dat dat niet voor beide ouders het geval is, maar aangezien de zuigelingendoop ook wordt gepraktiseerd als een doop op de belijdenis van de ouder(s), ligt het voor de hand om dit van de betreffende ouder(s) te vragen. Er wordt immers verondersteld dat je als ouder een volgeling van Christus wilt zijn. Het gaat hier niet om het ‘opleggen van regeltjes’ (hoewel regels niet slecht zijn en bedoeld zijn om alles ‘in goede orde en naar Gods wil’ te laten verlopen). Het gaat hier om het serieus nemen van wat het betekent als je laat dopen. Van een ouder die uit een andere kerkelijke gezindte of kerk komt en gehuwd is met een partner die zijn of haar wortels in onze kerk heeft vragen we echter niet om, als deze trouw wil blijven aan de eigen gezindte, om belijdenis te doen. Het mag uiteraard wel, maar nodig is het niet. Dat zal in de gesprekken wel aan de orde komen.
Doop en kerkelijke betrokkenheid
Wij worden in de doop opgenomen in het Lichaam van Christus en dan mag ook verwacht worden dat dit leidt tot actieve betrokkenheid van de ouders en kind in kwestie. We willen niet afdoen aan het vol genade uitreiken van de Heer naar kinderen, maar ook hier zit een nadrukkelijke verantwoordelijkheid van betreffende ouders aan vast. Daar hebben ze immers een gelofte voor afgelegd waar ze aan gehouden mogen worden. Deze ‘spanningsboog’ blijft een onderwerp van bezinning voor ons.
En wat geldt voor ouders die kinderen laten dopen geldt uiteraard ook voor hen die zichzelf op latere leeftijd laten dopen…
Doop en relaties
Bij de invulling van de ambten kwam het al even naar voren: Op het gebied van samenleven van twee geliefden is er tegenwoordig ook een variëteit aan vormen. Naast het huwelijk zijn er ook vormen van samenleven waar geen huwelijk aan ten grondslag ligt. Onder de jongere generaties is het al een gewoonte geworden. Het is ‘normaal’ om te gaan samenwonen zonder dat er eerst een huwelijksceremonie aan vooraf is gegaan. Vanuit de praktijk komt dan ook nadrukkelijk de vraag op ons af of bijvoorbeeld een verzoek om de doop van een kind door ouders die samenwonen ook positief gehonoreerd kan worden. In 2004 is uiteindelijk besloten dit niet te doen, tenzij de – gelovige – ouders besluiten om hun relatie te laten bevestigen met een burgerlijk huwelijk en kerkelijke zegening. Achter dit besluit gaat de overtuiging schuil dat het huwelijk méér is dan een ‘boterbriefje’ maar dat het huwelijk een verbondskarakter heeft waarin twee mensen gehouden worden aan beloften die ze aan elkaar hebben gedaan in bijzijn van getuigen. De wettelijke vastlegging draagt immers ook bij aan de wettelijke bescherming en rechten van kinderen die eventueel geboren worden in de relatie.
In het geval van een kerkelijke huwelijksbevestiging komt er nog een verbond bij: Het verbond met God. Het huwelijk is een geschenk van Godswege en wordt middels de huwelijkssluiting als zodanig erkend voor Gods aangezicht. En aangezien men hun kind ook aan de Heer wil toewijden middels de doop is het niet onwenselijk om dan eerst hun eigen relatie toe te wijden aan de Heer middels de kerkelijke huwelijksbevestiging te midden van de Gemeente van Christus.
Centraal staat het gegeven dat we als gelovige worden geacht ‘tempel van de Heilige Geest’ te zijn, wat ook inhoudt dat we het lichaam van onszelf en van een ander onder de heerschappij van Christus brengen, niet als bij een dictator, maar als bij Hem die ons meer liefheeft dan wij onszelf zelfs kunnen liefhebben. We zijn er niet zelf ‘de baas’ over maar ook ons lichamelijk leven en relationeel leven, waaronder ook het seksuele leven, wordt geacht het karakter van het Koninkrijk van God weerspiegelen. Het huwelijk wil juist die weerspiegeling zijn van dat karakter van Gods Koninkrijk en van de relatie tussen Christus en zijn gemeente. Hier ligt nog een aardige uitdaging, zowel voor hen die samenwonen zonder huwelijk als voor gehuwden.[2]
Maar hoe zit het dan met hen die zichzelf willen laten dopen en niet gehuwd zijn maar samenwonen? De vragen die hier spelen zijn voor een deel van andere aard omdat het hier niet om ‘bedding en bescherming’ van een kind gaat. Hier betreft het de eigen levensstijl, gekoppeld aan een overgave aan Christus waar de doop een teken van is. Hier klinkt ook uiteraard de roep om het gehele leven te heiligen. Maar persoonlijke situaties kunnen nogal verschillen. De aanwezigheid van geloof bij de partner speelt hierin uiteraard ook een rol. Daarom wordt hier het persoonlijke geloof gezien als uitgangspunt voor de doop en wordt het leven van de persoon opgedragen aan de Heer en mag er een weg van groei zijn, een weg die elke volgeling van Christus mag bewandelen.
Na het volgen van Belijdeniscatechese, waarin centrale zaken van het Christelijk geloof worden behandeld, kunnen degenen die Christus als hun Heer en Redder zijn gaan belijden en Hem willen volgen in hun leven, Openbare Geloofsbelijdenis doen te midden van de gemeente. Dit gebeurt in een ochtenddienst op Palmpasen of op Eerste Pinksterdag. Zij, die als kind niet gedoopt zijn, worden op grond van hun belijdenis gedoopt (al of niet door onderdompeling – daar is dan overleg over). Voorts ontvangen zij die belijdenis doen de zalving met olijfolie als teken van de Heilige Geest. Als ‘lidmaat’ mogen zij vervolgens ook deelnemen aan het Heilig Avondmaal.
Ook hier speelt de vraag naar levensstijl uiteraard een rol. Een concrete vraag of iemand die samenwoont ook geloofsbelijdenis kan doen is een vraag die in de praktijk aan de orde is geweest in het verleden. Hier geldt hetzelfde voor als bij de vraag naar doop en samenwonen.
In onze gemeente vieren wij het Heilig Avondmaal in een ochtenddienst. Deze viering mag ook beleefd worden als een viering, want het gaat ten slotte om het gedenken van het liefde offer van God voor ons in Christus. En de Heer zelf is tegenwoordig als de Levende.
Bij ons is het aangaan aan het Heilig Avondmaal gekoppeld aan het doen van Openbare Geloofsbelijdenis: Als gemeenteleden persoonlijk te midden van de Gemeente van Christus hebben beaamt in Jezus te geloven als ‘Heer in Redder’ en men Hem wil volgen in hun leven dan mag men participeren aan het Avondmaal.
Over dit thema is wel discussie in de kerken (en niet alleen in de PKN). En dan gaat het met name om de vraag of de koppeling terecht is. Met de doop wordt immer toch ook nadruk gelegd op de genade van God en het lijkt er op alsof die kraan van genade wordt dichtgedraaid omdat men (nog) geen belijdenis heeft gedaan, want dan komt het ineens op de eigen keuze aan. Door de doop is men immers al opgenomen in het Lichaam van Christus, maar men is het blijkbaar nog niet ‘volledig’. Aan de andere kant wordt juist gesteld dat het persoonlijk beamen van het geloof en daardoor ook het ‘overnemen’ van de verantwoordelijkheid van de ouders van gemeenteleden door hen zelf nadrukkelijk gevraagd mag worden voordat men aan het Heilig Avondmaal gaat deelnemen. Over en weer zijn er argumenten te over. In onze gemeente willen we in elk geval de gemeenteleden uitdagen en oproepen tot een persoonlijke toewijding aan de Heer te komen en daar ook voor uit te komen door middel van het doen van Geloofsbelijdenis. En ook daarvan geldt dat het geen eindpunt is, maar eerder een startpunt in of overgang naar een nieuwe fase of toewijdingsmoment in het leven met de Heer, een leven in geloof.
Wij zien het Heilig Avondmaal als viering van de kruisdood van ‘het Lam dat de zonde van de wereld heeft gedragen’. Met het begrip ‘zonde’ wordt dan bedoeld de zondestaat van de hele schepping. Zonde als daad is er een uitvloeisel van. Ook pijn, ziekte en verlies zijn begrippen die onder deze noemer vallen omdat ze allen wijzen op de effecten van de zondeval in de goede schepping van God. Wij lezen de zondeval als zijnde een weergave van een breuk die er geweest is in de goede schepping die de hele schepping ‘onder de vloek’ gebracht heeft. God heeft in het uitkiezen van Abraham en Israël de schepping willen verlossen van deze vloek van zonde, dood en demonische machten en heeft dit in zijn Zoon Jezus Christus daadwerkelijk tot stand gebracht, tot heil voor heel de wereld. En we mogen dat vieren in de tekenen van brood en wijn.
We willen gemeenteleden en gasten van harte aanmoedigen om deel te nemen aan de viering. Zij die als gast in ons midden zijn en gewend zijn om deel te nemen willen we niets in de weg leggen om aan de viering deel te nemen. En voor de rest laten we het aan ieders eigen ‘geweten en overtuiging’ over…
Algemeen
Wat wordt onder ‘huwelijk’ verstaan en is het huwelijk een ‘instelling Gods’? Het antwoord op deze vraag is medebepalend voor het beleid dat een kerkelijke gemeente heeft met betrekking tot het inzegenen van liefdesrelaties, houding tegenover ‘samenwonen’, zegenen van levensverbintenissen van twee mensen van hetzelfde geslacht, e.d., ook vanuit het gegeven dat zij die ‘in Christus’ zijn een nieuwe schepping zijn en een tempel van de Heilige Geest en dat de omgang met onszelf en de ander ook door deze werkelijkheden moet worden bepaald.
Het huwelijk tussen man en vrouw mag als een Bijbels gegeven worden gezien. De manier waarop een huwelijk gesloten werd varieerde echter nogal. Ook zien we in de Bijbel en in andere culturen het verschijnsel van polygamie (een man heeft meerdere vrouwen). Als we ons uitgangspunt weer nemen in Jezus, onze Heer, zoals ons overgeleverd door de Evangeliën, dan zegt Jezus het volgende over de huwelijkse relatie, waarbij Hij de woorden uit Genesis 2:24 in herinnering brengt (het was zijn antwoord op de vraag naar de legitimiteit van echtscheiding): “Hebt u niet gelezen dat de Schepper de mens bij het begin mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één worden.” (Mattheus 19:5, Marcus 10:6-8). In zijn brief aan de gemeente te Efeze herinnert de apostel Paulus ook aan deze tekst uit Genesis en maakt bovendien een vergelijking tussen de houding van een man ten opzichte van zijn vrouw en die van Christus ten opzichte van de gemeente: ‘Mannen, heb uw vrouwen lief, zoals Christus de kerk heeft liefgehad en zich voor haar heeft prijsgegeven. Zo moeten mannen hun vrouw liefhebben als hun eigen lichaam. Wie zijn vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. Niemand haat ooit zijn eigen lichaam, integendeel: men voedt en verzorgt het, zoals Christus de kerk, want dat is zijn lichaam en wij zijn de ledematen. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich hechten aan zijn vrouw, en die twee zullen één lichaam zijn. Dit mysterie is groot – en ik betrek het op Christus en de kerk.’ (Efeziërs 5:25-32).
Gesteld kan worden dat een huwelijk zowel in de Bijbel als in andere culturen de uitdrukking is van een (levenslange) verbondsrelatie tussen man en vrouw (en God) met vastgelegde verplichtingen en verantwoordelijkheden naar elkaar, naar de kinderen die geboren kunnen worden en de maatschappij waar ze deel van uit maken.
Dat er veel mis is gegaan en gaat is een intens verdrietige zaak. Het bevestigt ook het gegeven dat ‘de briesende leeuw’ er op uit is om juist ook deze relatie, die een weerspiegeling zouden moeten zijn van de relatie tussen Christus en zijn Gemeente in het centrum van zijn destructieve aandacht staat…
Het doet echter niets af aan het bijzondere van een huwelijkse relatie. Het blijft een verbond van liefde en trouw tussen man en vrouw, samen verbonden in een relatie van liefde en trouw met hun Schepper en hemelse Vader. Maar als alles in de wereld zo zou functioneren zoals God het had bedoeld zouden we geen Verlossing nodig hebben…
In onze maatschappij is het zo geregeld dat een huwelijk gesloten wordt in het stadhuis. Vervolgens kan de kerk dit huwelijk inzegenen. Dus als geliefden ‘in de kerk trouwen’ houdt dat in dat zij eerst een burgerlijk huwelijk sluiten waarna het reeds gesloten huwelijk tijdens een huwelijksdienst ingezegend wordt. Men moet dus een trouwboekje kunnen overhandigen.[3]
Bijzonder
Naast het huwelijk tussen man en vrouw geeft de kerkorde van de PKN, in Ordinantie 5, artikel 4, ook de mogelijkheid aan de kerkenraad om – na beraad in de gemeente – te besluiten dat ook andere levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend. Het is een summier maar veelbesproken artikel. De inzet was met name het kerkordelijk tot uitdrukking brengen van een gewenste kerkelijke gelijkwaardigheid van een ‘gewoon’ huwelijk van man en vrouw en een huwelijk van twee mensen van hetzelfde geslacht (maar ook een geregistreerd partnerschap in de zin van boek 1:80a van het Burgerlijk Wetboek). Het heeft geleid tot een apart artikel in de kerkorde. De plaatselijke gemeente wordt geacht daarin een keuze te maken en dat op te nemen in hun plaatselijk reglement.
De HGOP heeft na besprekingen van dit thema op een aantal bezinnende avonden in 2006 er voor gekozen om geen andere levensverbintenissen te zegenen dan alleen die van het huwelijk tussen man en vrouw. Deze keuze is gemaakt vanuit de overtuiging dat een relatie van seksuele aard tussen twee mensen van hetzelfde geslacht niet in overeenstemming is met het getuigenis van de Schrift en de bedoelingen van God voor iemands liefdesleven.
Deze vraag naar verbintenissen staat los van de vraag naar de oorsprong van wat omschreven wordt met de uitdrukking ‘seksuele geaardheid’. Het gaat hier om het zegenenvan een burgerlijk huwelijk tussen mensen van hetzelfde geslacht, waarover de plaatselijke gemeente zich, naar de nieuwe kerkorde, geïntroduceerd bij de totstandkoming van de PKN in 2004, over uit moest spreken. Volgens het burgerlijk wetboek zou dit zegenen namelijk wel mogen omdat er in het burgerlijk wetboek sprake is van een ‘huwelijk’. De inhoud van het begrip ‘huwelijk’ heeft hierdoor duidelijk uitbreiding ondergaan.
Een relatie van twee geliefden die een geregistreerd partnerschap hebben afgesloten (al of niet mensen van hetzelfde geslacht) mag overigens ook kerkelijk gezegend worden hoewel een geregistreerd partnerschap volgens het burgerlijk wetboek geen huwelijk is. De verschillen zijn klein maar een belangrijk verschil is wel dat familierechterlijke betrekkingen van kinderen, voortgekomen uit deze relatie, alleen kunnen ontstaan als de vader (in geval van man-vrouw relatie) het kind erkent. Het bijzondere vanuit het perspectief van de burgerlijke overheid is ook dat deze zegening zowel vóór als na het aangaan van het geregistreerd partnerschap mag plaatsvinden. Het is aan de kerk of deze de inzegening wil doen.
Helder is dat met de verschillende samenlevingsvormen de situatie er niet gemakkelijker op is geworden…
Vooropgesteld dient te worden dat zowel de liefde van God alsook de oproep van Christus om het eigen leven te heiligen voor iedereen geldt en dat we als Gemeente van Christus de opdracht hebben die liefde ook daadwerkelijk aan elkaar en omgeving te betonen. We achten het echter geen steekhoudend argument om met de uitdrukking ‘God is liefde’ datgene te zegenen waarvan wij overtuigd zijn dat het juist in strijd is met het Schriftelijke getuigenis aangaande de bedoelingen van God voor het leven van ieder van ons. De inhoudelijke invulling van de uitdrukking ‘God is liefde’ (en dat is Hij) is hier dan ook nadrukkelijk aan de orde.[4]
Zij die te maken hebben met een seksuele geaardheid die gericht is op hetzelfde geslacht mogen nadrukkelijk horen dat ze door de Heer geliefd zijn. ‘De’ kerk heeft daarin in het verleden genoeg en zelfs grove gedragsfouten gemaakt. Het voert hier te ver om in te gaan om de pastorale omgang met hen in en door de gemeente, maar de gemeente mag voor hen een plek zijn waar ze als broeder en zuster bevestigd mogen worden in hun identiteit in Christus en Gods liefde voor hen in hun worstelingen welke serieus genomen moeten worden. De gemeenschap van en met Christus en de Tegenwoordigheid van God door zijn Heilige Geest spelen hierin een essentiële rol.
Groeien in de gaven van de Geest houdt ook in groeien in gaven die gemiddeld genomen niet (meer) voor de hand liggen. De dienst van genezing, (en van bevrijding), behoort tot deze gaven. Wij proberen deze dienst onder andere vorm te geven door de Dienst van Genezing en Bemoediging welke één keer in de zes weken wordt gehouden in één van de kerkgebouwen op een woensdagavond (Paasloo) of zondagavond (Oldemarkt). Er wordt voorbede gedaan voor personen en situaties en men kan onder handoplegging persoonlijk gebed, zegening en ziekenzalving ontvangen van het gebedsteam dat aanwezig is in deze dienst.
Uiteraard beperkt deze ‘dienst’ zich niet tot het houden van speciale diensten maar vindt deze dienst ook plaats in de huiskamer, ziekbed en andere plaatsen van ontmoeting.
We hopen en bidden dat in de toekomst deze dienst niet meer als ‘bijzonder’ worden gezien maar als een regulier onderdeel van de samenkomst van de gemeente mag gaan functioneren zoals dat het geval was in de vroege gemeenten en zustergemeenten wereldwijd in deze tijd. Ook dit is immers een roeping die we van de Heer ontvangen hebben.
Aangezien dit niet alleen maar een terrein is voor een voorganger, maar ook voor ‘gewone’ gemeenteleden, zijn er gelegenheden en cursussen om zich op dit terrein te laten toerusten zodat men ook zelf hierin hun gaven handen en voeten kunnen laten geven. Het betreft zowel de eigen toerusting als mogelijkheden die door andere kerken of organisaties worden aangeboden.
Het is een kostbaar gegeven dat ons kinderen, tieners en jongeren zijn toevertrouwd die wij mogen brengen onder de vleugels van Gods liefde in Christus. Het is een kostbare uitdaging om hen op te laten groeien als mensen die zelf een volgeling van de Heer willen zijn in en met hun leven. We zijn blij met gemeenteleden die zich willen inzetten voor de jongere generaties en willen hen ondersteunen met materiaal, financiën, ruimte, toerusting en gebed. Middels onder andere de Zondagsschool, catechese, jongerengroepen, gezinsdiensten, jongerendiensten, faith & fun avonden, jongerenalpha, het opdoen van ervaringen middels acties, festivals en het inmiddels lopende initiatief van World Servants die vanuit de gereformeerde zustergemeente is geïnitieerd en samen wordt gestimuleerd, hopen we, ook samen met de jongeren, dat zij de Heer zullen liefhebben en volgen met geheel hun hart, ziel en verstand. Omdat de jeugd leeft in een “snelle” maatschappij zoeken we continue naar nieuwe ideeën en bieden ruimte voor nieuwe inititatieven om de jeugd maar te blijven boeien en binden voor het evangelie. De inhoud van de inhoudelijke activiteiten is altijd gericht op het ontwikkelen van een relatie met de levende Heer, inzicht in de Schrift, een gezond zelfbeeld en ‘staan’ in de wereld met de uitdaging een getuige van het Koninkrijk van God te zijn…en met de liefde van God in hun harten.
Aangezien geloofsgroei en ontwikkeling iets is dat een leven lang door gaat bieden we ook voor de volwassenen mogelijkheden om te groeien in geloof en roeping. Daarvoor is er een variëteit aan aanbod waar gemeenteleden gebruik van kunnen maken. Een centraal middel daarin zijn de groeigroepen waar: Groeien in geloof, kracht, dienen en wandelen in de bestemming die God voor ieder heeft, samen met broeders en zusters. Het verlangen is aanwezig dat elk gemeentelid actief wijkgericht deel uitmaakt van bijvoorbeeld een groeigroep. Vanwege de ‘hervormde cultuur’ is het niet vreemd dat de praktijk weerbarstig is. De uitdaging om hier meer vorm aan te geven blijft dus…
Het groothuisbezoek is een terugkerende activiteit in de winterperiode. We organiseren avonden rondom een thema om met elkaar in gesprek te gaan, elkaar te bemoedigen en samen groeien in het geloof.
De leeftijdsgroep 20-40 jarigen vormt een aparte uitdaging gezien de levensfase waarin zijn zich bevinden in relatie tot de maatschappelijke ontwikkelingen op gebied van levensstijlen en prioriteiten die gesteld worden. Een mengeling van factoren dragen er toe bij of men de keus maakt actief betrokken te zijn bij de kerkelijke betrokkenheid of niet. Ook als men trouwt in de kerk of kinderen laat dopen houdt dat nog niet in dat de kerkelijke betrokkenheid – in elk geval met betrekking tot de reguliere kerkdiensten – een vanzelfsprekendheid is. De uitdaging ligt er om ook bij hen de relatie met de levende Heer en het ‘leven door de Geest’ in verbondenheid met de eigen gemeente werkelijkheid te laten worden en te laten groeien. Hier liggen dan ook prioriteiten voor de komende jaren. De invulling van deze prioriteiten gebeurt zowel door middel van persoonlijke contacten en gesprekken als door middel van activiteiten die op betrekking hebben op de eigen levenssituatie. Een voorbeeld van het laatste zijn avonden met doopouders en jonge gezinnen. We beseffen echter ook dat men uiteindelijk zelf – los van de mogelijkheden die worden aangeboden – de keus moet maken om wel of niet betrokken te zijn bij de lokale gemeente van Christus. Een leven in isolatie, los van betrokkenheid op de lokale christelijke gemeente(n) is in elk geval niet eigen aan het leven in Gods Koninkrijk…
We vinden het belangrijk om een als gemeente relevant te zijn voor het leven van alledag en met name voor hen die zich in allerlei situatie van moeite en zorg bevinden. Het is onze roeping om niet alleen om te zien naar elkaar maar ook om om te zien naar een ander. En, om het met de slogan van World Servants te zeggen: ‘Bouwen voor een ander is bouwen aan jezelf’, waarbij ‘bouwen’ dan op velerlei wijze kan worden ingevuld. Als kerk kennen we het orgaan van diakenen, maar deze bediening gaat uiteraard verder dan de dienst van de diakonie: Het gaat elk gemeentelid aan. Daarom zijn we ontzettend blij met zoveel gemeenteleden die hun handen uitstrekken naar hen deze hand wel kunnen gebruiken in hun leven, of het nu een hand op de schouder is of een hand met een boodschappentas. Op deze wijze wordt gewoon gestalte gegeven aan het algemene mens-zijn zoals God dat heeft bedoeld vanaf den beginne en waar dat in de Schriften een voortdurend criterium vormt in het oordeel van God over zijn volk.
We proberen ook om te zien naar hen die als vluchteling en asielzoeker ons land zijn binnengekomen. Er zijn via stichting Gave contacten met het AZC Luttelgeest dat geleid heeft tot zowel persoonlijke contacten als het geven van Bijbelstudies en hulp bij verschillende acties met als doel het welzijn van onze naaste te bevorderen en hen laten weten dat ze er niet alleen voor staan. En de WMO functioneert als een platform om zorg en omzien naar elkaar in sociaal en materieel opzicht handen en voeten te kunnen geven over de grens van de plaatselijke gemeente heen.
Aangezien wij een roeping voor de wereld hebben en het Koninkrijk van God geen nationale grenzen kent is de betrokkenheid op Gods wereld er één die uiteraard tot uiting komt in de voorbede, maar ook in de daden van barmhartigheid naar de mens in nood in deze wereld. Dit omzien naar de ander buiten de eigen nationale grenzen wordt vormgegeven via de diakonie maar ook door middel van particuliere initiatieven en projekten die wij op allerlei manieren van harte ondersteunen. Voorts worden er middels de organisatie Compassion een aantal kinderen gesponsord opdat ze kunnen opgroeien met goede perspectieven in hun leven. En, door een initiatief van de gereformeerde voorganger, hebben inmiddels vele jongeren middels de organisatie World Servants zelfs letterlijk hun steentje kunnen bijdragen aan het welzijn van ‘de ander’ over de grens.
Wij zijn er van overtuigd dat het voor het deel uitmaken van het Koninkrijk van God het nodig is om Christus te erkennen als Koning en Heer. Het gaat niet om ‘zieltjes winnen’ maar om de komst van Gods Tegenwoordigheid in een mensenleven en om een mensenhart dat vol mag worden van Hem, en een overgaan van duisternis naar licht. En dat mag je dan ‘bekering’ noemen, want er vindt een ommekeer plaats in iemands leven tot een gerichtheid op de levende God. Hoewel God heel de schepping in zijn hand houdt, interactie heeft met die schepping, en het beeld van zichzelf heeft geplaatst in zijn schepping, maakt het leven als een kind van God verschil. Deze wordt namelijk genoemd een ‘tempel van de Heilige Geest’. Het maakt uit of die tempel vervuld is met Gods tegenwoordigheid of niet. De woorden van Paulus in I Korinthiërs 5:20-21 hebben niets aan hun actualiteit verloren: Wij zijn dus gezanten van Christus, alsof God door onze mond u vermaande; in naam van Jezus Christus vragen wij u: laat u met God verzoenen.De liefde van God voor alle mensen is evident. Daarvan mag getuigd worden in woord en daad. Het leven van een christen en de gemeenschap van christenen getuigt daar van. Daar is geen vrijblijvendheid in. De Heer en ook de apostelen wijzen daar voortdurend op.
De wijze van benadering van mensen kan variëren. Het is de ervaring dat mensen in de vreugde van de Heer komen door de vervulling met de Heilige Geest en dat naarmate men groeit in relatie tot de Heer sterk beseft wordt wat de Heer voor hen heeft gedaan in kruis en opstanding. Het is afhankelijk van de situatie, cultuur, mensenleven etc. Ook de apostelen waren daar creatief en flexibel in. Maar één ding bleef centraal staan: De vervulling van Gods beloften in de Persoon en het Werk van Jezus Christus – hierin is geen ruimte voor compromis. Jezus is gekomen om leven te geven en overvloed. Hij heeft als enige de kloof tussen de mens en zijn Schepper overbrugd, zodat de gevallen mens de mens zou worden zoals God deze heeft bedoeld, kind van Hem en ‘burger’ van Gods Koninkrijk. Dat blijft onze getuigenis…en hopelijk ook onze ervaring – door de kracht van de Heilige Geest, de belofte van de Vader.
Aan de praktische invulling kan nog genoeg gewerkt worden. Naast het getuigenis met ‘hand en hart’ mogen de Alpha-cursus, pleindiensten en open jeugdactiviteiten elk hun eigen plaats innemen in het getuigende presentie in de eigen omgeving.
Hoewel we kunnen stellen dat in Christus Gods beloften – meer dan rijkelijk – zijn vervuld erkennen we ook dat God ‘nog niet klaar is’ met het volk van het Oude Verbond. Ook in het laten terugkeren van het Joodse volk naar het gebied van hun voorvaderen, het huidige Israël, willen wij erkennen dat Hij bezig is met het vervullen van profetieën zoals die via de profeten zijn geopenbaard. God bereidt de plaats waar de Messias zal terugkeren…op de berg Sion. Niet alleen gaat de zegen door het Evangelie vanuit Jeruzalem de wereld in, maar zal er opnieuw de zegen uitgaan vanuit Jeruzalem in de tijd waarin de Messias als koning zal heersen. Als christen mogen we nu al getuigen zijn van dat leven met de Messias. De geschiedenis van het westen heeft er echter mede aan bijgedragen dat bij het Joodse volk – in al haar diversiteit – de nodig drempels aanwezig zijn om Christus als Messias aan te nemen. Het is een wonder van God te noemen als we mogen zien dat er toch groei is te zien van ‘Messias belijdende Joden’[5]. Samen met hen kijken we uit naar de komst van de Messias die wij hebben leren kennen in Jezus Christus!
In de praktijk houdt het voor ons als kerkelijke gemeente in dat we middels kerkdiensten, (gast)lezingen, Israëlzangavonden, inzamelen van kleding, verkoop van producten uit Israël en steunen van projecten een bijdrage leveren aan bovengenoemde overtuiging. De Israëlwerkgroep is er ‘de motor’ van. Voorts zijn we kritisch ten aanzien van de eenzijdige geluiden die gemiddeld genomen in de media te horen zijn. We laten desgewenst ook onze kritische geluiden horen richting kerkelijke bewegingen die middels financiële bijdragen – ook van de kant van de PKN, waar wij zelf deel van uitmaken en onze financiële bijdrage aan leveren – projecten of instanties ondersteunen die (de legitimiteit van) het bestaan van en/of het leven van Israël en haar Joodse – en Arabische – inwoners in de kern aantasten. Een initiatief als de ‘BDS beweging’ zal onze steun dan ook niet krijgen, maar eerder kritiek.
Er is uiteraard veel te doen om landbezit, lokaal en nationaal. Het treft persoonlijke mensenlevens en het leven van een heel volk. In de grote spanningen die er zijn omtrent dit bezit van land is het ook van belang hoe de profetieën met betrekking tot de landsbelofte voor het Joodse volk worden gelezen en geïnterpreteerd. Als de landbelofte is uitgebreid naar de wereld is het wonen in het land van de vaderen niet meer dan een mogelijkheid. Maar dat zou dan ook voor alle volkeren gelden. Als de landbelofte niks van zijn geldigheid is verloren dan is een logische consequentie dat er in de toekomst sprake zal zijn van een Joodse staat waar Joden en Arabieren in vrede samenleven. Dat deze perspectieven een groot spanningsveld creëren is zichtbaar in de praktijk, met grote en dramatische gevolgen. Het heeft echter ook consequenties voor onze voorbede: Waar bidden wij om/voor?
Om genoemde redenen proberen wij tijdens de kerkdiensten ruimte te geven aan het gebed om de ‘Vrede voor Jeruzalem’ en voor de situatie in het Midden Oosten in het algemeen, voorbodes van de komst van de Messias. Op menselijk niveau gebeuren en genoeg zaken die het stukwerk, gebrokenheid en zonde van het menselijke en de mens maar al te goed laten zien. En God gaat vaak dwars door dit stukwerk heen zijn soms bijzondere weg in de totstandkoming van de vervulling van al zijn beloften en voornemens. We mogen ook de verzoeningen die er zijn tussen Jood en Arabier zien als bijzondere getuigenissen van wat er ondanks grote tegenkrachten toch mogelijk is.
Ook onze broeders en zusters, in Israël woonachtig of daarbuiten, die we kennen als de Messias/Jezus-belijdende Joden willen we niet vergeten. Zij vallen vaak tussen ‘wal en schip’: Door hun Joodse familie worden ze niet als Jood gezien terwijl ze zelf ervaren dat in Christus hun Jood-zijn juist vervuld wordt. Dezen hebben in Israël ook geen gemakkelijke positie omdat ze ook formeel niet als Jood gezien worden.
Het bovengenoemd geldt vaak ook voor christen-Arabieren: ook zij vallen tussen wal en schip…met name als zij aan de éne kant Gods beloften voor het Joodse volk onderstrepen. Zij verkeren voortdurend in een loyaliteitsconflict (maar ook de moslim-Arabieren die op goede voet willen staan met het Joodse volk).
En zo is volstrekt helder dat het gebed om de ‘Vrede voor Jeruzalem’ duidelijk meer dan één dimensie kent.
Maar we bidden hier des te meer om, wetende dat God zelf zijn beloften zal vervullen…
De mens is over het algemeen een godsdienstig wezen. Atheïsme zoals we dat kennen in de westerse wereld is – in elk geval in zijn huidige vorm – een modern verschijnsel. Het joods-christelijke geloof mogen we zien we als de openbaring van God: Zijn identiteit en zijn handelen in en met deze wereld. Het christelijk geloof spreekt ook van Jezus Christus als de Weg, de Waarheid en het Leven. Uiteraard werkt God ook buiten Israël en de kerk. Het zou pretentieus zijn om het alleenrecht daarop te claimen. De Bijbel geeft daarvan ook getuigenis. Maar dit leidt niet tot de stelling ‘dat alle godsdiensten gelijk zijn’. Dan worden de individuele godsdiensten ook niet echt serieus genomen, omdat deze inhoudelijk nadrukkelijk van elkaar verschillen. Naar de zoektocht naar ‘waarheid’ in het leven mag vanuit het christelijk geloof het antwoord worden gegeven dat deze in Jezus Christus is gegeven. Dit wordt ook zo gesteld in de Evangeliën waar we onder ander kunnen lezen “Wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Johannes 14:9) en “Niemand kan bij de Vader komen dan door Mij.” Dit zijn exclusieve uitspraken. Maar Hij is dan ook de Zoon van God die in zijn kruisdood en lichamelijke opstanding de macht van de zonde, dood en duivel gebroken heeft. Daarom is Hij ook Koning der Koningen en Heer der heren (Openbaringen 17:14). Hoe ook tegen andere godsdiensten en levensfilosofieën wordt aangekeken: Jezus is de Naam boven alle Namen en dat uiteindelijk ‘alle knie zich zal buigen en elke tong zal belijden: “Jezus Christus is Heer”, tot eer van God de Vader’(Filippenzen 2:10) , waarlijk een immens perspectief.
Varianten van Oosterse spiritualiteit hebben inmiddels een grote ingang gekregen in het leven van de Westerling. In de moderne ‘wellness cultuur’ zijn een variëteit van methodieken ingevoegd met als doel het hele leven naar lichaam ziel en geest ‘in balans’ te houden of te krijgen. Hoewel we zeker niet ontkennen dat God in de natuur middelen heeft gegeven tot welzijn en genezing van de hele mens zijn wij zeer kritisch naar met name de wereld van de spirituele geneeswijzen omdat deze ‘gebruik maakt’ van een geestelijke werkelijkheid waarvan wij weten dat deze persoonlijk van aard is en niet neutraal ‘geladen’ is richting de mens. Het rijk van de duisternis maakt er gebruik van om mensen in hun greep te krijgen. In Christus hebben wij gelukkig goed nieuws voor een ieder die in deze greep is gekomen: er is bevrijding en vernieuwing mogelijk in Hem. In het verlangen naar genezing naar lichaam, ziel en geest mogen we dan ook samen met vrijmoedigheid in gebed naderen tot Hem die onze Geneesheer is…
En daarom willen we actieve voorlichting en toerusting verzorgen op deze Oosterse vormen van spiritualiteit en de hunkering naar spiritualiteit juist vanuit ons christelijk geloof vorm en inhoud geven. Dit middels het aanmoedigen van het houden van stille tijd, christelijke meditatie beoefenen, Lectio Devina, deelname aan projecten als de 40 dagen tijd of de 50 dagen periode tussen Pasen en Pinksteren. We zijn er van overtuigd dat we in ons christelijk geloof de hunkering naar spiritualiteit uitstekend kunnen vervullen.
We belijden dat wij geschapen wezens zijn, bewust gewild door de levende God, Schepper van ons leven. De eerste mens was voluit mens zoals weergegeven in Genesis 1 & 2. Hoewel deze beide verhalen verschillend van opzet zijn gaan zijn beide uit van de mens als geschapen wezen. Nog los van de vele wetenschappelijke hiaten en tegenstellingen zijn wij volgens de overlevering van de Schriften geen wezens die middels een proces van miljarden jaren van kosmische, materiële en biologische spontane evolutie geleidelijk tot ontwikkeling zijn gekomen. Uiteraard is mogelijk hier verschillende denkbeelden op na te houden maar deze hebben wel consequenties voor Godsbeeld, mensbeeld en Christologie en voor het totale werkelijkheidsbeeld. De stelling is namelijk dat een geëvolueerde schepping geen verlossing nodig heeft: de (lichamelijke – en geestelijke) dood is al een ‘scheppingsgegeven’ en behoort dus tot het rijk van het goede en ‘zonde’ behoort tot het rijk van de ‘spontane’ maar ongewilde mutaties… Volgens de Schrift is heeft de schepping wel verlossing nodig, n.l. van zonde, dood en rijk van het kwaad, van vergankelijkheid naar onvergankelijkheid. Het levert ook vragen op met betrekking tot de toekomst: Als de Schrift blijkbaar in beeldvorm spreekt over het verleden, hoe spreekt zij dan over de toekomst? Is het Koninkrijk van God een reëel te verwachten (en in Christus ook een reeds gekomen) werkelijkheid of is zij niet meer dan een ‘gelijkenis’ en moeten we maar ‘kiek’n wat’t wordt’ want meer hebben we immers niet in handen?
Dit gebied van denken is echter inmiddels een doolhof van argumentaties geworden, doorspekt van ideologische motieven, waardoor het vaak lastig is om open te staan voor alternatieve modellen op basis van gegevens uit de werkelijkheid. Wat in elk geval gesteld kan worden is dat de tegenstelling geloof <> wetenschap een valse tegenstelling is. Binnen beide terreinen zijn de dimensies van ‘geloven’ en ‘weten’ immers nadrukkelijk vertegenwoordigd. Dat is niet erg, als het maar erkend wordt. Vervolgens gaat het dan wel om gegevens en interpretatie van gegevens…
Wij zijn niet de enige kerkelijke gemeente binnen de eigen kerkelijke geografische grenzen van Oldemarkt, Paasloo, Kalenberg, Ossenzijl en een deel van Blesdijke. Er is ook de Gereformeerde Kerk, de Rooms-Katholieke Kerk, beiden gevestigd in Oldemarkt en de Vrije Zendingsgemeente te Ossenzijl. Met allen zijn er samenwerkingsverbanden: Er zijn verscheidene gezamenlijke diensten met de Vrije Zendingsgemeente, er zijn een jaarlijkse oecumenische diensten met de Rooms-Katholieke kerkelijke gemeenschap waar ook de Gereformeerde kerk aan meewerkt. Voorts zijn er samenwerkingen op het gebied van jeugdwerk, ouderen ochtenden, Bijbelavonden en Avondmaalsvieringen in ouderencentrum De Landerijen, waar ouderen van verschillende kerken aan meedoen en de predikanten van Hervormde gemeente en Gereformeerde kerk in voorgaan.
De samenwerking met de Gereformeerde kerk is de laatste jaren opnieuw geïntensiveerd (gezamenlijke diensten, (jeugd)activiteiten, catechese, kringen, groothuisbezoeken, gezamenlijke vergaderingen en geloofsgesprekken). In de periode van 2014 t/m 2017 hebben we getracht om middels verkennende inhoudelijke gesprekken de weg van toenadering met elkaar te bewandelen. Daarbij zijn thema’s als de omgang met de Schriften, de Persoon en het werk van Christus, de betekenis van het begrip ‘heil’, belijdenissen, de (praktijk van) de viering van het Heilig Avondmaal in kerkenraden en op gezamenlijke gemeenteavonden besproken. Hoewel er nog meer thema’s op de agenda stonden heeft één en ander er toe geleid dat er in de zomer van 2017 besloten is om de samenwerking niet te intensiveren, maar deze te laten zoals anno 2017 het geval is.
We hopen en bidden dat we voor nu en de toekomst een stukje van het grote Lichaam van Christus kunnen zijn voor jong en oud waarin het leven van Gods Koninkrijk, ons geschonken in kruis en opstanding van Christus en in ons uitgegoten door de Heilige Geest wordt geproefd en mag groeien. We zijn immers ‘de proeftuin’ van Gods Koninkrijk, waar we proberen te werken aan de kwaliteit van het gemeente-zijn, ons in dankbaarheid en vreugde met verlangend richtend op Gods verlangens, levend uit zijn Woord, luisterend naar zijn Stem, in navolging van Jezus Christus, de Levende en opgestane Heer! Die uitdaging is in de snel veranderende wereld een stevige uitdaging. Het rapport over ‘kerk 2025’ dat onlangs is verschenen in de PKN is daar een neerslag van. Structuren kunnen veranderen naar gelang de tijd vordert en verandert. De impuls vanuit dat rapport is met name het terug gaan naar het ‘Bijbels ABC’ (Back to Basics). Dit rapport is niet geschreven te midden van een immense welvarende groei van de PKN, maar juist te midden van de ‘recessie’ binnen de PKN. Voor de toekomst mogen wij ons echter verzekerd weten van Gods trouw die tot in alle eeuwigheid is en van zijn creativiteit die in de handen van zijn Geest nieuwe impulsen kan geven voor de komst en groei van zijn Koninkrijk en –schap in mensenlevens. Van ons wordt gevraagd ons leven en ons hart te geven aan Hem die de Weg, de Waarheid en het Leven is, Jezus! De toekomst is van Hem en uit Hem…
Toen hoorde ik iets als een stem van een grote menigte, van geweldige watermassa’s en van krachtige donderslagen zeggen:
‘Halleluja! De Heer, onze God, de Almachtige, heeft het koningschap op zich genomen. Laten we blij zijn en jubelen, laten we hem de eer geven! Want de bruiloft van het lam is gekomen en zijn bruid staat klaar. Zij mag zich kleden in zuiver, stralend linnen.’ Want dit linnen staat voor al het goede dat gedaan is door de heiligen.
Toen zei hij tegen mij: ‘Schrijf op: “Gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd.”
(Openbaringen 19:6-9)
[1] Over het (vervallen van) onderscheid tussen mannen en vrouwen met betrekking tot leiding in de gemeente van Christus is een bonte variëteit aan geschriften verschenen. Het proefschrift van Dr. G. Huls ‘De dienst der vrouw in de kerk’ (1951) heeft opnieuw de (theologische) ogen geopend ook voor de leidende rol van de vrouw in de gemeente van Christus. Voor een bijbels perspectief in deze kan het boek ‘Man en vrouw in Bijbels perspectief’, C. den Boer (red.) een handreiking bieden. Ook in dit boek wordt uitgegaan van het geschenk van de gaven van de Geest. Met name de gave van profetie (spreken namens God) is ook toebedeeld aan vrouwen. En dat geeft te denken omdat deze gave in de praktijk verondersteld is opgegaan te zijn de prediking…
[2] Meer overwegingen met betrekking tot dit onderwerp zijn te lezen in het document ‘Ook van jou’.
[3] Volgens het burgerlijk wetboek (Boek I, art. 68) en het Wetboek van Strafrecht (Artikel 449) is een voorganger nog steeds strafbaar als er een kerkelijk huwelijk gesloten wordt als daar geen burgerlijk huwelijk aan vooraf is gegaan. Een kerkelijk huwelijk bestaat namelijk niet, alleen een burgerlijk huwelijk (dat vervolgens wordt ingezegend door de kerk – daarom wordt de ring vaak al bij het sluiten van het burgerlijk huwelijk om de vinger geschoven). Men moet dus een trouwboekje kunnen overhandigen. In andere culturen zoals bijvoorbeeld Engeland, is de kerkelijke huwelijksbevestiging ook tegelijkertijd de burgerlijke huwelijkssluiting.
[5] Het begrip ‘Messiasbelijdende Jood’ is een begrip dat voor verwarring zorgt omdat elke gelovige Jood eigenlijk een Messiasbelijdende Jood is: Ze leven immers allemaal in de verwachting van de komst van de Messias. Maar deze uitdrukking wordt in de praktijk gebruikt om naar die Joden te verwijzen die Jezus als Messias hebben erkend. De uitdrukking ‘Jezusbelijdende Jood’ of ‘Joodse christen’ zou misschien een beter passende uitdrukking zijn.
Hervormde Gemeente Oldemarkt – Paasloo
Marktplein 9
8375 AZ Oldemarkt