Liturgie voor Eerste Kerstdag 2023

Hartelijk welkom in deze dienst op Eerste Kerstdag! In deze dienst gedenken en vieren we de menswording van Gods Zoon: God de Zoon als mensenzoon. De apostel Paulus schrijft over deze daad van Gods toenadering tot ons: ‘Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat,  opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, en elke tong zal belijden: ‘Jezus Christus is Heer!, tot eer van God, de Vader.’ We hopen dat ook deze dienst mag bijdragen tot verwondering over deze daad van liefde van God voor ons en tot navolging van onze Heer: Jezus Christus!

Voor de dienst zingen we:

Nu zijt wellekome (Lied 476)

Nu zijt wellekome Jesu, lieve Heer,

Gij komt van alzo hoge, van alzo veer.

Nu zijt wellekome van de hoge hemel neer.

Hier al op dit aardrijk zijt Gij gezien nooit meer.

Kyriëleis

Herders op den velde hoorden een nieuw lied,

dat Jezus was geboren, zij wisten ’t niet.

`Gaat aan gene straten en gij zult Hem vinden klaar.

Bethlem is de stede, daar is ’t geschied voorwaar.’

Kyriëleis.

Komt, verwondert u hier, mensen (Lied 478)

Komt, verwondert u hier, mensen,

ziet, hoe dat u God bemint,

ziet vervuld der zielen wensen,

ziet dit nieuwgeboren kind!

Ziet, die ’t woord is, zonder spreken,

ziet, die vorst is, zonder pracht,

ziet, die ’t al is, in gebreken,

ziet, die ’t licht is, in de nacht,

ziet, die ’t goed is, dat zo zoet is,

wordt verstoten, wordt veracht.

O Heer Jesu, God en mense,

die aanvaard hebt deze staat,

geef mij wat ik door U wense,

geef mij door uw kindsheid raad.

Sterk mij door uw tere handen,

maak mij door uw kleinheid groot,

maak mij vrij door uwe banden,

maak mij rijk door uwe nood,

maak mij blijde door uw lijden,

maak mij levend door uw dood!

Het koor zingt ‘Als alles duister is’

De laatste kaars wordt aangestoken en het gedicht wordt gelezen.

Welkom!

Staande zingen we Lied 477

Koor:         Komt allen tezamen, jubelend van vreugde:

                 komt nu, o komt nu naar Bethlehem!

                 Ziet nu de vorst der englen hier geboren.

Allen:        Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden,

                 komt, laten wij aanbidden, die Koning!

Vrouwen:   De hemelse englen riepen eens de herders

                 weg van de kudde naar ‘t schamel dak.

                 Spoeden ook wij ons met eerbiedge schreden!

Allen         Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden,

                 komt, laten wij aanbidden, die Koning!

Mannen:    Het licht van de Vader, licht van den beginne,

                 zien wij omsluierd, verhuld in ‘t vlees:

                 goddelijk Kind, gewonden in de doeken!

Allen         Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden,

                 komt, laten wij aanbidden, die Koning!

Koor:         O Kind, ons geboren, liggend in de kribbe,

                 neem onze liefde_ in genade aan!

                 U, die ons liefhebt, U behoort ons harte!

Allen:        Komt, laten wij aanbidden, komt, laten wij aanbidden,

                 komt, laten wij aanbidden, die Koning!

Bemoediging & groet, Klein Gloria:

Ere zij de Vader en de Zoon

en de Heilige Geest,

als in den beginne, nu en immer

en van eeuwigheid tot eeuwigheid. Amen.

Zingen:Lied 480

Koor:    Ik wandel in gedachten in Gods geboortehuis,

Gezegend zijn de nachten van kerst, hier ben ik thuis.

Mijn hart vergeet de wereld van haast en regeldruk.

Hier vind ik Jezus’ kribbe, geloof is mijn geluk.

Allen:   Geen woorden zijn te vinden dat ik begrijpen zal

Hoe God als hemels kindje moet slapen in een stal.

U Heer, mijn levensadem, het hoogste Woord van God,

Vindt minachting op aarde, moet slapen in een grot.

Koor:    Een mus heeft nog zijn nestje, zijn eigen heggentak,

Een zwaluw die wil rusten vindt veilig onderdak,

Een leeuw kan zich verschansen – moet ik mijn God dan zien

In stro van iemand anders, een stal zo anoniem?

Allen:   Komt in mijn hart en woon er, het is geen vreemde plek,

Uzelf hebt mij veroverd, blijf in mij toegedekt.

Ik ben met ziel en zinnen geopend, wonderstil.

Kom, wikkel U, Heer Jezus, in diepten van mijn ziel.

Gebed

Het koor zingt Sing o sing, this blessed morn’

Zingen: Lied 487

Eer zij God in onze dagen,

eer zij God in deze tijd.

Mensen van het welbehagen,

roept op aarde vrede uit.

Glo––ria, in excelsis Deo,

Glo—-ria, in excelsis Deo!

Eer zij God die onze Vader

en die onze Koning is.

Eer zij God die op de aarde

naar ons toe gekomen is.

Glo––ria, in excelsis Deo,

Glo—-ria, in excelsis Deo!

Lam van God, Gij hebt gedragen

alle schuld tot elke prijs,

geef in onze levensdagen

peis en vree, kyrieleis

Glo––ria, in excelsis Deo,

Glo—-ria, in excelsis Deo!

Lukas 2: 1-7, het bevel van keizer Augustus

In die tijd kondigde keizer Augustus een decreet af dat alle inwoners van het rijk zich moesten laten inschrijven. Deze eerste volkstelling vond plaats tijdens het bewind van Quirinius over Syrië. Iedereen ging op weg om zich te laten inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam. Jozef ging van de stad Nazaret in Galilea naar Judea, naar de stad van David die Betlehem heet, aangezien hij van David afstamde, om zich te laten inschrijven samen met Maria, zijn aanstaande vrouw, die zwanger was. Terwijl ze daar waren, brak de dag van haar bevalling aan, en ze bracht een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats was in het nachtverblijf van de stad.

Zingen: Lied 506

Allen:   Wij trekken in een lange stoet op weg naar Bethlehem.

Wij gaan uw koning tegemoet, o stad Jeruzalem.

Gezegend die zijn komst begroet en knielen wil voor Hem

Wij loven u, koning en Heer, koning en Heer.

Wij loven u, koning en Heer.

Koor:    Al zijt Gij nu nog maar een kind, zo kwetsbaar, teer en klein

            Wij weten dat het rijk begint waarvan Gij Heer zult zijn.

            Een rijk waarin de vrede wint van oorlog en van pijn.

Wij loven u, koning en Heer, koning en Heer.

Wij loven u, koning en Heer.

Allen:   Wij gaan op weg naar Bethlehem, daar ligt hij in een stal,

die koning in Jeruzalem voor eeuwig wezen zal!

Laat klinken dan met luider stem en blij bazuingeschal:

Wij loven u, koning en Heer, koning en Heer.

Wij loven u, koning en Heer.

Lukas 2:8-20 – herders in de velden van Efrata

Niet ver daarvandaan brachten herders de nacht door in het veld, ze hielden de wacht bij hun kudde. Opeens stond er een engel van de Heer bij hen en werden ze omgeven door het stralende licht van de Heer, zodat ze hevig schrokken. De engel zei tegen hen: ‘Wees niet bang, want ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de Messias, de Heer. Dit zal voor jullie het teken zijn: jullie zullen een pasgeboren kind vinden dat in een doek gewikkeld in een voederbak ligt.’ En plotseling voegde zich bij de engel een groot hemels leger dat God prees met de woorden:

‘Eer aan God in de hoogste hemel en vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft.’

Toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de herders tegen elkaar: ‘Laten we naar Betlehem gaan om met eigen ogen te zien wat er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt.’ Ze gingen meteen op weg, en troffen Maria aan en Jozef en het kind dat in de voederbak lag. Toen ze het kind zagen, vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd. Allen die het hoorden stonden verbaasd over wat de herders tegen hen zeiden, maar Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en bleef erover nadenken. De herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden, precies zoals het hun was gezegd. …

Zingen: Lied 503

Koor:    Wij staan aan een kribbe, aanschouwen de bron,

de oorsprong der schepping, de rijzende zon:

Dit leven zal stralen, door God zelf bemind.

Wij groeten de toekomst, gevat in dit kind.

Allen:   Wij lezen Gods wezen in_het kind dat hier ligt.

De nacht geeft zijn liefde een helder gezicht:

dit kind, dat ontvlamt als een aarzelend vuur,

wordt licht en geleide in_ons donkerste uur.

Koor:    Hier tussen de schapen is Hem uit het hout

van bomen uit Eden een kribbe gebouwd.

Die is deze herder tot eerste tehuis,

en nog draagt dit hout Hem als Lam aan het kruis.

Allen:   Hoe diep ook het duister waarin Hij verschijnt,

zijn ster aan de hemel heeft alles omlijnd.

Hij is ons tot lichtbron in donkere nacht.

Het zonlicht van Pasen wint hier al aan kracht!

Overdenking: Goed nieuws!

Het koor zingt In the bleak mid-winter

Dankgebed – voorbede – het ‘Onze Vader’, gezongen door het koor

Inzameling van de gaven

Het koor zingt Spotless Rose

Zingen: Gezang 141, Liedboek der kerken

Ik kniel aan uwe kribbe neer,

o Jezus, Gij mijn leven!

Ik kom tot U en breng U, Heer,

wat Gij mij hebt gegeven.

O, neem mijn leven, geest en hart,

en laat mijn ziel in vreugd en smart

bij U geborgen wezen!

Zegen

Aansluitend zingen we Ere zij God

Ere zij God, Ere zij God

In de hoge, in de hoge, in den hoge

Vrede op aarde, vrede op aarde

In de mensen een welbehagen

Ere zij God in de hoge,

Ere zij God in de hoge

Vrede op aarde, vrede op aarde

Vrede op aarde, vrede op aarde

In de mensen, in de mensen, een welbehagen

In de mensen, een welbehagen, een welbehagen

Ere zij God, ere zij God

In de hoge, in de hoge in de hoge

Vrede op aarde, vrede op aarde

In de mensen een welbehagen

Amen, amen

Een kind is ons geboren

een Zoon is ons gegeven

de heerschappij rust op zijn schouders

Deze namen zal Hij dragen:

Wonderbare raadsman

Goddelijke held

Eeuwige vader

Vredevorst:

JEZUS!

Gezegende Kerstdagen