Liturgie voor Eerste Paasdag 2024

De Heer is waarlijk opgestaan!

Voor de dienst zingen we een aantal paasliederen:

Lied 624

Christus, onze Heer, verrees,

halleluja !

Heilge dag na angst en vrees,

halleluja !

Die verhoogd werd aan het kruis,

halleluja,

bracht ons in Gods vrijheid thuis,

halleluja !

 Prijst nu Christus in ons lied,

 halleluja,

 die in heerlijkheid gebiedt,

 halleluja,

 die aanvaardde kruis en graf,

 halleluja,

 dat Hij zondaars ’t leven gaf,

 halleluja !

                        Maar zijn lijden en zijn strijd,

                        halleluja,

                        heeft verzoening ons bereid,

                        halleluja !

                        Nu is Hij der heemlen Heer,

                        halleluja !

                        Englen juublen Hem ter eer,

                        halleluja !         

Lied 132 uit de Evangelische Liedbundel

U zij de glorie, opgestane Heer!

U zij de victorie, nu en immermeer.

Uit een blinkend stromen

daald’ een engel af

heeft de steen genomen

van ‘t verwonnen graf.

U zij de glorie, opgestane Heer!

U zij de victorie, nu en immermeer.

Ziet Hem verschijnen, Jezus onze Heer!

Hij brengt al de zijnen

in zijn armen weer.

Weest dan volk des Heren,

blijd’ en welgezind,

en zegt telken kere: ‘Christus overwint!’

U zij de glorie, opgestane Heer,

U zij de victorie, nu en immermeer.

Zou ik nog vrezen, nu Hij eeuwig leeft,

                                   die mij heeft genezen,

                                   die mij vrede geeft?

                                   In zijn godd’lijk wezen

                                   is mijn glorie groot,

                                   niets heb ik te vrezen in leven en dood.

                                   U zij de glorie, opgestane Heer,

                                   U zij de victorie, nu en immermeer!

Welkom en mededelingen

Intochtslied: Lied 122 Evangelische Liedbundel

Daar juicht een toon, daar klinkt een stem

die galmt door gans’ Jeruzalem

een heerlijk morgenlicht breekt aan

de Zoon van God is opgestaan!

Geen graf hield Davids Zoon omkneld,

Hij overwon, die sterke Held;

Hij steeg uit ’t graf door eigen kracht,

Want Hij is God, bekleed met macht!

Nu jaagt de dood geen angst meer aan

want alles, alles is voldaan

wie in geloof op Jezus ziet

die vreest voor dood en duivel niet!

Want nu de Heer is opgestaan

nu vangt het nieuwe leven aan

een leven door Zijn dood bereid

een leven in Zijn heerlijkheid!

Bemoediging en groet, beantwoord met het Klein Gloria

Ere zij de Vader en de Zoon, en de Heilige Geest

Als in den beginne, nu en immer

En van eeuwigheid tot eeuwigheid

Amen

Lied 630: 1, 2 & 4

Sta op! Een morgen ongedacht,

Gods dag is aangebroken,

er is in een bewogen nacht

een nieuwe lente ontloken.

Het leven brak door aarde en steen,

uit alle wondren om u heen

spreekt, dat God heeft gesproken.

Hij heeft gezegd: Gij mens, kom uit,

open uw dode oren;

kom uit het graf dat u omsluit,

kom uit en word geboren!

Toen heeft zich in het vroegste licht

de nieuwe Adam opgericht,

ons allen lang tevoren.

Sta op! Hij gaat al voor ons uit,

de schoot van ’t graf ontkomen.

De morgen is vol nieuw geluid,

werp af uw boze dromen.

Waar Hij, ons Hoofd, is voorgegaan,

is voor het lichaam nu vrij baan

naar een bestaan volkomen.

Jeduthun speelt

Gebed om Gods Tegenwoordigheid

Met de kinderen zingen we het projectlied:

Hij struikelt achter Jezus aan.

Hij valt soms, maar hij gaat weer staan.

Al snapt Petrus Gods plan niet goed,

hij weet dat hij Jezus volgen moet.

Hij zegt: maar U bent toch Gods zoon!

U moet geen kruis, U moet een kroon!

Ik laat U niet alleen, ik zweer

dat ik voor U zal vechten Heer.

Ach, Jezus sterft. Wat een verdriet.

Maar je raadt nooit wat Petrus ziet:

een open graf. Want Jezus heeft

de dood verslagen en Hij leeft!

Schriftlezing: Het Paasevangelie uit Lukas 24:1-12 & 36-49

Op de eerste dag van de week gingen ze [de vrouwen] bij het ochtendgloren naar het graf met de geurige olie die ze bereid hadden. Bij het graf aangekomen, zagen ze echter dat de steen voor het graf was weggerold, en toen ze naar binnen gingen, vonden ze het lichaam van de Here Jezus niet. Hierdoor raakten ze helemaal van streek. Plotseling stonden er twee mannen in stralende gewaden bij hen. Ze werden door schrik bevangen en sloegen de handen voor hun ogen. De mannen zeiden tegen hen: ‘Waarom zoekt u de levende onder de doden? Hij is hier niet, Hij is uit de dood opgewekt. Herinner u wat Hij u gezegd heeft toen Hij nog in Galilea was: de Mensenzoon moest worden uitgeleverd aan zondaars en moest gekruisigd worden en op de derde dag opstaan.’ Toen herinnerden ze zich zijn woorden.

Ze keerden terug van het graf en gingen aan de elf en aan alle anderen vertellen wat er was gebeurd. De vrouwen die het graf bezochten, waren Maria uit Magdala, Johanna, Maria de moeder van Jakobus, en nog enkele andere vrouwen die hen vergezelden. Ze vertelden de apostelen wat er was gebeurd, maar die vonden het maar kletspraat en geloofden hen niet. Petrus echter stond op en rende naar het graf. Hij bukte zich om te kijken, maar zag alleen de linnen doeken liggen. Daarop ging hij terug, vol verwondering over wat er gebeurd was.

[36-49:]

En terwijl ze [de Emmaüsgangers] nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij jullie.’ Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geest te zien. Maar Hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? Kijk naar mijn handen en voeten, Ik ben het zelf! Raak Me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat Ik heb.’ Daarna toonde Hij hun zijn handen en zijn voeten. Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg Hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ Ze gaven Hem een stuk geroosterde vis. Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. Hij zei tegen hen: ‘Toen Ik nog bij jullie was, heb Ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over Mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ Daarop maakte Hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de Messias zal lijden en sterven, maar dat Hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem. Ik zend jullie wat mijn Vader heeft beloofd. Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.

Jeduthun speelt

Verkondiging: Ik ben het!

Zingen: Lied 136: 1, 2 & 3, Evangelische Liedbundel

Wij groeten u, o dag der dagen,

o morgen der verrijzenis

De heer trok door de dood, verslagen

ligt wat de mens tot dreiging is:

Hij leidt ons uit de dood naar ’t leven;

De laatste vrees is uitgedreven.

Hij laat ons, mensen, mee ontstijgen

aan al wat ons ten groende richt

en achten wij de aarde_ons eigen,

Hij gaat ons voor, wij zien in ’t licht

dat Hij ontsteekt het ware leven

ons door de hemel weergegeven.

Laat ons dan nieuwe mensen wezen

en leggen al het oude af,

dood en verderf zijn uitgewezen,

de schuld en zonde zijn voor ’t graf.

Hij leeft en spreekt op deze morgen

van ons bestaan, in Hem geborgen.

Dankgebed – voorbeden – stil gebed – Onze Vader

Collecte – tijdens de collecte speelt Jeduthun

Slotlied : Lied 125 (Evangelische Liedbundel)

            Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft,

            die vol ontferming ieder troost

            en alle schuld vergeeft

            die al het aards gebeuren vast in handen heeft.

            Refrein:

            Hem zij de glorie, want Hij die overwon

            zal nooit verlaten wat zijn hand begon.

            Halleluja, geprezen zij het Lam,

            dat de schuld der wereld op zich nam.

       Verdreven is de schaduw van de nacht,

            en wie Hem wil aanvaarden

            wordt eens veilig thuisgebracht.

            Voor hem geldt ook dit wonder:

            alles is volbracht

            (Refrein)                                                                                                                                           

       Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht,

            dat uitstraalt van het kruis

            dat eens voor ons werd opgericht,

            en voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht

            (Refrein)

Heenzending en zegen, beantwoord met Lied 415:3

Amen, amen, amen,

dat wij niet beschamen

Jezus Christus, onze Heer,

Amen, God, uw Naam ter eer